Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fortlaufen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor fortlaufen (Duits) in het Engels

fortlaufen:

fortlaufen werkwoord

  1. fortlaufen (von zu Hause ausreißen; weglaufen; davonlaufen)
    run away from home; to run off

Vertaal Matrix voor fortlaufen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
run away from home davonlaufen; fortlaufen; von zu Hause ausreißen; weglaufen
run off davonlaufen; fortlaufen; von zu Hause ausreißen; weglaufen ausreißen; davoneilen; davonlaufen; desertieren; durchbrennen; durchgehen; entweichen; entwischen; fliehen; flüchten; fortrennen; sehr früh abhouwen; weglaufen

Synoniemen voor "fortlaufen":


Wiktionary: fortlaufen

fortlaufen
verb
  1. to leave quickly or in a hurry; to take oneself off; to decamp; to depart