Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal flennen

Vertaal flennen van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. flennen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor flennen (Duits) in het Engels

flennen:

flennen werkwoord (flenne, flennst, flennt, flennte, flenntet, geflennt)

  1. flennen (greinen)
    to cry; to whine; to snivel; to sniffle; to blubber; to whimper; to sniff
    • cry werkwoord (cries, cried, crying)
    • whine werkwoord (whines, whined, whining)
    • snivel werkwoord (snivels, snivelled, snivelling)
    • sniffle werkwoord (sniffles, sniffled, sniffling)
    • blubber werkwoord (blubbers, blubbered, blubbering)
    • whimper werkwoord (whimpers, whimpered, whimpering)
    • sniff werkwoord (sniffs, sniffed, sniffing)
  2. flennen (weinen; heulen; plärren)
    to cry; to weep; to wail; to sob; to blubber; to whimper
    • cry werkwoord (cries, cried, crying)
    • weep werkwoord (weeps, wept, weeping)
    • wail werkwoord (wails, wailed, wailing)
    • sob werkwoord (sobs, sobbed, sobbing)
    • blubber werkwoord (blubbers, blubbered, blubbering)
    • whimper werkwoord (whimpers, whimpered, whimpering)
  3. flennen (heulen; weinen; schluchzen; )
    to whine; to whimper
    • whine werkwoord (whines, whined, whining)
    • whimper werkwoord (whimpers, whimpered, whimpering)
  4. flennen (schluchzen; schreien; greinen; )
    to sob; to gasp
    • sob werkwoord (sobs, sobbed, sobbing)
    • gasp werkwoord (gasps, gasped, gasping)
  5. flennen (rotzen; heulen)
    to snivel
    • snivel werkwoord (snivels, snivelled, snivelling)
  6. flennen (sichekligbenehmen; jammern; nörgeln; )
    to nag; to be a pain in the neck; to keep on
    • nag werkwoord (nags, nagged, nagging)
    • be a pain in the neck werkwoord (are a pain in the neck, being a pain in the neck)
    • keep on werkwoord (keeps on, kept on, keeping on)

Conjugations for flennen:

Präsens
  1. flenne
  2. flennst
  3. flennt
  4. flennen
  5. flennt
  6. flennen
Imperfekt
  1. flennte
  2. flenntest
  3. flennte
  4. flennten
  5. flenntet
  6. flennten
Perfekt
  1. habe geflennt
  2. hast geflennt
  3. hat geflennt
  4. haben geflennt
  5. habt geflennt
  6. haben geflennt
1. Konjunktiv [1]
  1. flenne
  2. flennest
  3. flenne
  4. flennen
  5. flennet
  6. flennen
2. Konjunktiv
  1. flennte
  2. flenntest
  3. flennte
  4. flennten
  5. flenntet
  6. flennten
Futur 1
  1. werde flennen
  2. wirst flennen
  3. wird flennen
  4. werden flennen
  5. werdet flennen
  6. werden flennen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde flennen
  2. würdest flennen
  3. würde flennen
  4. würden flennen
  5. würdet flennen
  6. würden flennen
Diverses
  1. flenne!
  2. flennt!
  3. flennen Sie!
  5. geflennt
  6. flennend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor flennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blubber Walspeck
cry Ausruf; Ruf; Schrei
nag Ekel; Griesgram; Meckerer; Meckerfritze; Nölpeter; Nölsuse; Nörgler; Quengler
sob Schluchzer
wail Jammerton; Totenklage
whimper Jammerton
whine Schluchzer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be a pain in the neck eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken
blubber flennen; greinen; heulen; plärren; weinen
cry flennen; greinen; heulen; plärren; weinen brüllen; heulen; jammern; kreischen; lärmen; plärren; poltern; schreien; wehklagen; weinen
gasp flennen; greinen; herausschreien; heulen; plärren; schluchzen; schreien hecheln; keuchen; schnaufen
keep on eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken andauern; andringen; anhalten; anlassen; ausharren; durchgehen; durchsetzen; fortdauern; fortfahren; fortführen; fortgehen; fortsetzen; fortwähren; kontinuieren; verfolgen; weitergehen; weiterlaufen
nag eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken beanstanden; drängen; durchstoßen; einhämmern; einrammen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; etwas auf dem Herzen haben; etwas im Magen liegen; hindern; hintertreiben; imMagenliegen; klagen; nerven; piesacken; provozieren; reizen; reklamieren; schikanieren; sich beschweren; streiten; striezen; triezen; wettern; zanken; zusetzen; ärgern
sniff flennen; greinen abholen; aufziehen; beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; hochziehen; inhalieren; riechen an; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen
sniffle flennen; greinen beschnuppern; beschnüffeln; die Nase rümpfen; schnuppern
snivel flennen; greinen; heulen; rotzen
sob flennen; greinen; herausschreien; heulen; plärren; schluchzen; schreien; weinen
wail flennen; heulen; plärren; weinen beanstanden; flehen; jammern; klagen; sich beschweren; wehklagen; wimmern; winseln
weep flennen; heulen; plärren; weinen heulen; jammern; schreien; tränen; wehklagen; weinen
whimper flennen; greinen; heulen; jammern; plärren; schluchzen; weinen; wimmern; winseln quengeln; wimmern; winseln
whine flennen; greinen; heulen; jammern; schluchzen; weinen; wimmern; winseln brüllen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; langweilig sein; lautauf schreien; quengeln; salbadern; schleppend sprechen; schreien; säuseln; toben; wimmern; winseln

Synoniemen voor "flennen":


Wiktionary: flennen

flennen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0571 seconde
Page rendered in 1.0 seconds