Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal finget

Vertaal finget van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fangen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor finget (Duits) in het Engels

fangen:

fangen werkwoord (fange, fängst, fängt, fing, finget, gefangen)

  1. fangen (ergreifen; packen; greifen; )
    to catch; to grab; to seize; to capture; to trap; to grip
    • catch werkwoord (catches, catched, catching)
    • grab werkwoord (grabs, grabbed, grabbing)
    • seize werkwoord (seizes, seized, seizing)
    • capture werkwoord (captures, captured, capturing)
    • trap werkwoord (traps, trapped, trapping)
    • grip werkwoord (grips, gripped, gripping)
  2. fangen (ertappen; schnappen; erwischen; )
    to catch; to snatch; sneak up on; to seize; to twig; to tattle; take unaware
    • catch werkwoord (catches, catched, catching)
    • snatch werkwoord (snatchs, snatched, snatching)
    • sneak up on werkwoord
    • seize werkwoord (seizes, seized, seizing)
    • twig werkwoord (twigs, twigged, twigging)
    • tattle werkwoord (tattles, tattled, tattling)
    • take unaware werkwoord
  3. fangen (Abnormal intrigieren; grabbeln; backen; )
    to obsess
    • obsess werkwoord (obsesses, obsessed, obsessing)
  4. fangen (eilen; jagen; laufen; )
    to hurry; to get a move on; to rush; to hasten
    • hurry werkwoord (hurries, hurried, hurrying)
    • get a move on werkwoord (gets a move on, got a move on, getting a move on)
    • rush werkwoord (rushs, rushed, rushing)
    • hasten werkwoord (hastens, hastened, hastening)
  5. fangen (erhaschen; erfassen; fassen; erwischen; ergreifen)
    to polish off; to put away
    • polish off werkwoord (polishes off, polished off, polishing off)
    • put away werkwoord (puts away, put away, putting away)

Conjugations for fangen:

Präsens
  1. fange
  2. fängst
  3. fängt
  4. fangen
  5. fangt
  6. fangen
Imperfekt
  1. fing
  2. fingst
  3. fing
  4. fingen
  5. finget
  6. fingen
Perfekt
  1. habe gefangen
  2. hast gefangen
  3. hat gefangen
  4. haben gefangen
  5. habt gefangen
  6. haben gefangen
1. Konjunktiv [1]
  1. fange
  2. fangest
  3. fange
  4. fangen
  5. fanget
  6. fangen
2. Konjunktiv
  1. finge
  2. fingest
  3. finge
  4. fingen
  5. finget
  6. fingen
Futur 1
  1. werde fangen
  2. wirst fangen
  3. wird fangen
  4. werden fangen
  5. werdet fangen
  6. werden fangen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fangen
  2. würdest fangen
  3. würde fangen
  4. würden fangen
  5. würdet fangen
  6. würden fangen
Diverses
  1. fange!
  2. fangt!
  3. fangen Sie!
  5. gefangen
  6. fangend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fangen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capture Bemächtigung; Einnahme; Festnahme; Freiheitsberaubung; Machtergreifung; Überwältigung
catch Abfang; Beute; Fang; Riegel; Schnappschloß; Schnappverschluß; Türriegel
grab Arestieren; Fangarm; Greifarm; Greifarme; Greifer
grip Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
hurry Dringlichkeit; Eile; Emsigkeit; Gehetz; Hast; Hetze; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Überstürzung
rush Angriff; Ansturm; Anstürmen; Bestürmung; Betrieb; Dringlichkeit; Eile; Emsigkeit; Erstürmung; Feurigkeit; Gedränge; Gedrängtheit; Gehetz; Getreibe; Hast; Hetze; Lebhaftigkeit; Raschheit; Rummel; Schnelligkeit; Sturmangriff; Sturmlauf; Stürmen; Tempo; Temprament; Zulauf; reges Leben; starkeVerkehr; Überbeschäftigung; Überstürzung
tattle Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geplapper; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug
trap Arglist; Arglistigkeit; Falle; Fratze; Heimtücke; Hinterhalt; Karre; Karren; Rollwagen; Trap; Visage; Wagen; Wägelchen
twig Fach; Reis; Zweig; junger Zweig
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capture abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten abfangen; auffangen; aufzeichnen; bestricken; einsperren; erobern; etwas bekommen; fesseln; festnehmen; grabbeln; greifen; hervorholen; sammeln; verhaften
catch abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; schnappen; verhaften; verwickeln; überlisten abfangen; anfassen; anpacken; auffangen; auftragen; begreifen; bestricken; charmieren; davontragen; einschlagen; einwickeln; erbeuten; ernähren; etwas bekommen; fassen; fesseln; festgreifen; festhalten; füttern; grabbeln; grapschen; greifen; hervorholen; klemmen; krallen; packen; speisen; unverlangt bekommen; verpflegen; wegkappern; wickeln; zugreifen
get a move on eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen
grab abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen
grip abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; grapschen; greifen; klammern; klemmen; krallen; umklammern; wegkappern; zugreifen; zwängen
hasten eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen beeilen; beschleunigen; eilen; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; sich beeilen; sputen; wetzen
hurry eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen Tempo machen; beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; sich beeilen; sputen; wetzen
obsess Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften
polish off erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen ausschleifen; schleifen; wegschleifen
put away erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen abdecken; ablegen; abräumen; abschießen; abstellen; auf die Seite legen; auf die Seitelegen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beiseite legen; bergen; betten; bewahren; ein Reis buchen; ein Reis reservieren; einstallen; einstellen; fortsetzen; freihalten; hinlegen; in den Stall bringen; lagern; offenhalten; reservieren; speichern; unterstellen; verstecken; vorbehalten; weglegen; wegräumen; wegschieben; wegschließen; wegstecken; zur Seite legen; zurückbehalten; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
rush eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen anstürmen; beeilen; bestürmen; eilen; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; sich beeilen; sputen; stürmen; wetzen
seize abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; schnappen; verhaften; verwickeln; überlisten abfangen; aneignen; anfassen; anpacken; aufschnappen; bekommen; bemächtigen; beschlagnahmen; bestricken; einziehen; erfassen; ergreifen; erobern; erwerben; etwas bekommen; fassen; fesseln; festgreifen; festhalten; gewinnen; grabbeln; grapschen; greifen; hervorholen; in Beschlag nehmen; klammern; klemmen; konfiszieren; krallen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen; umklammern; verhaften; wegkappern; zugreifen; zulangen; zwängen; überfallen
snatch erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen abhandenmachen; ausplündern; ausrauben; einstecken; entwenden; grapschen; hinterziehen; klauen; klemmen; krallen; plündern; rauben; stehlen; veruntreuen; wegkappern; wegnehmen; wegreißen; wegrücken; wegschnappen; überfallen
sneak up on erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen
take unaware erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen ertappen; erwischen; etwas unerwartetes tun; überrumpeln
tattle erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen hinterbringen
trap abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten Trapping
twig erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rush aus Rohr

Synoniemen voor "fangen":


Wiktionary: fangen

fangen
  1. Fischfang: Fische fangen, zum späteren Verzehr
    • fangen → bag
fangen
verb
  1. to intercept an object in the air etc. (jump)
  2. take control of
  3. To take or seize; to take hold of
  4. to catch in a trap or traps
Cross Translation:
FromToVia
• fangen → catch ↔ vangen — onderscheppen
• fangen → catch ↔ vangen — te pakken krijgen
• fangen → capture; catch; grapple; captivate; grab; seize; trap; apprehend ↔ attraper — Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable.
• fangen → capture; catch; grapple; captivate; grab; seize; trap; apprehend ↔ capturer — s’emparer d’un être vivant ou d’une chose.
• fangen → seize; grab; grasp; grapple; take hold; nab; snatch ↔ saisir — Prendre vivement.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0965 seconde
Page rendered in 1.0 seconds