Blind in het Engels vertaald uit het Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor blind (Duits) in het Engels

blind (nicht sehen können)
unable to see
- unable to see bijvoeglijk naamwoord
blind (nicht sehen können)
blind
– unable to see ¹
- blind bijvoeglijk naamwoord
  - a person is blind to the extent that he must devise alternative techniques to do efficiently those things he would do with sight if he had normal vision¹
being unable to see
- being unable to see bijvoeglijk naamwoord
blind (nicht hell; matt; dumpfig; stumpf; schwach; grau; hohl; schlapp; schlaff; flau; farblos; beschlagen; glanzlos)
dull
- dull bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blind		Fensterladen; Jalousie; Rolladen; Rollgardine; Rollo
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blind		abblenden; abdecken; abschirmen; verblenden
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blind	blind; nicht sehen können
dull	beschlagen; blind; dumpfig; farblos; flau; glanzlos; grau; hohl; matt; nicht hell; schlaff; schlapp; schwach; stumpf	abgeschmackt; abständlich; beschlagen; beschwerlich; betäubt; bleich; blöd; dickköpfig; doof; dumm; dumpf; duselig; dusselig; dämlich; dösig; eigensinnig; eigenwillig; einförmig; eintönig; fade; fahl; fahlrot; farblos; flau; geistlos; geisttötend; geschmacklos; glanzlos; grau; hellrot; hinderlich; keine Stil haben; kühl; langweilig; langweilige; leblos; lästig; matt; mattiert; mies; mismutig; moderig; muffig; mühsam; nicht abgelenkt; problematisch; salzlos; sauer; schal; schlafbringend; schwer; schwerlich; schwierig; simpel; starrköpfig; starrsinnig; stillos; stockig; stumpf; stumpfsinnig; störrisch; trostlos; trüb; trübe; unangenehm; unanimiert; unbequem; uninteressiert; unscharf; verschwommen; widerspenstig; zurückhaltend; ätzend; öde
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
being unable to see	blind; nicht sehen können
unable to see	blind; nicht sehen können

blind

adjective

blind

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• blind	→ blind	↔ blind — niet in staat te zien
• blind	→ blind	↔ aveugle — Qui ne voit pas.
• blind	→ blunt	↔ terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.

Computer vertaling door derden: