Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal bezahlt

Vertaal bezahlt van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bezahlt:
  2. bezahlen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bezahlt (Duits) in het Engels

bezahlt:

bezahlt bijvoeglijk naamwoord

  1. bezahlt (beglichen)
    paid
    • paid bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor bezahlt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
paid beglichen; bezahlt

Synoniemen voor "bezahlt":

  • getilgt

bezahlt vorm van bezahlen:

bezahlen werkwoord (bezahle, bezahlst, bezahlt, bezahlte, bezahltet, bezahlt)

  1. bezahlen (auszahlen; entgelten; belohnen; besolden)
    to pay; to pay off
    • pay werkwoord (pays, paid, paying)
    • pay off werkwoord (pays off, paid off, paying off)
  2. bezahlen (honorieren; belohnen; vergüten; )
    remunerate; to reward; to honour; to pay; to repay; to honor
    • remunerate werkwoord
    • reward werkwoord (rewards, rewarded, rewarding)
    • honour werkwoord, Brits (honours, honoured, honouring)
    • pay werkwoord (pays, paid, paying)
    • repay werkwoord (repays, repaid, repaying)
    • honor werkwoord, Amerikaans (honors, honored, honoring)
  3. bezahlen (erkaufen; büßen für)
    to pay dearly
    • pay dearly werkwoord (pays dearly, paid dearly, paying dearly)
  4. bezahlen (abtragen)
    to acquit oneself of
    • acquit oneself of werkwoord (acquits oneself of, acquited oneself of, acquiting oneself of)

Conjugations for bezahlen:

Präsens
  1. bezahle
  2. bezahlst
  3. bezahlt
  4. bezahlen
  5. bezahlt
  6. bezahlen
Imperfekt
  1. bezahlte
  2. bezahltest
  3. bezahlte
  4. bezahlten
  5. bezahltet
  6. bezahlten
Perfekt
  1. habe bezahlt
  2. hast bezahlt
  3. hat bezahlt
  4. haben bezahlt
  5. habt bezahlt
  6. haben bezahlt
1. Konjunktiv [1]
  1. bezahle
  2. bezahlest
  3. bezahle
  4. bezahlen
  5. bezahlet
  6. bezahlen
2. Konjunktiv
  1. bezahlte
  2. bezahltest
  3. bezahlte
  4. bezahlten
  5. bezahltet
  6. bezahlten
Futur 1
  1. werde bezahlen
  2. wirst bezahlen
  3. wird bezahlen
  4. werden bezahlen
  5. werdet bezahlen
  6. werden bezahlen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bezahlen
  2. würdest bezahlen
  3. würde bezahlen
  4. würden bezahlen
  5. würdet bezahlen
  6. würden bezahlen
Diverses
  1. bezahl!
  2. bezahlt!
  3. bezahlen Sie!
  5. bezahlt
  6. bezahlend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bezahlen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
honor Aufwendung; Ehre; Ehrerbietung erweisen; Ehrgefühl; Gewinn; Kosten; Orden; Preis; Stolz; Unterscheidungsmerkmal; Unterscheinungszeichen
honour Aufwendung; Ehre; Ehrerbietung erweisen; Ehrgefühl; Gewinn; Kosten; Orden; Preis; Stolz; Unterscheidungsmerkmal; Unterscheinungszeichen; ehrende Auszeichnung
pay Arbeitslohn; Belohnung; Besoldung; Bezahlung; Einkommen; Einkünfte; Erwerbseinkünfte; Gehalt; Lohn; Lohn und Gehalt; Lohntüte; Monatslohn; Verdienst
reward Belohnung; Besoldung; Bezahlung; Einkommen; Einkünfte; Entgeld; Finderlohn; Gage; Gehalt; Honorar; Lohn; Verdienst
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acquit oneself of abtragen; bezahlen
honor auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten Ehrfurcht bezeigen; achten; bekleiden; ehren; herausstreichen; hochachten; hochhalten; huldigen; indenHimmelheben; innehaben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen; versehen
honour auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten Ehrfurcht bezeigen; achten; bekleiden; ehren; herausstreichen; hochachten; hochhalten; huldigen; indenHimmelheben; innehaben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen; versehen
pay auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten Die Kosten für etwas tragen; abrechnen; aufwenden; ausbezahlen; ausgeben; ausgleichen; in die Kosten teilen; lohnen; schlichten; spendieren; tilgen; verrechnen; zahlen
pay dearly bezahlen; büßen für; erkaufen
pay off auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten abrechnen; abtragen; abzahlen; aufheben; auflösen; begleichen; freikaufen; liquidieren; schließen
remunerate auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten
repay auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten abfinden; abkaufen; entschädigen; vergelten; zufriedenstellen; zurückzahlen
reward auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten

Synoniemen voor "bezahlen":


Wiktionary: bezahlen

bezahlen
verb
  1. jemandem für etwas Geld geben
    • bezahlen → pay
  2. figurativ: für etwas büßen
    • bezahlen → pay
bezahlen
verb
  1. pay
  2. to give money in exchange for goods or services
  3. to pay a price to set someone free
Cross Translation:
FromToVia
• bezahlen → pay ↔ betalen — geld (of andere zaken) geven aan iemand om de kosten te voldoen
• bezahlen → pay for ↔ bekostigen — ervoor zorgen dat de kosten betaald worden
• bezahlen → pay ↔ afrekenen — een aankoop of schuld betalen
• bezahlen → pay; ante up ↔ payer — Donner de l’argent pour un bien ou un service

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bezahlt







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1462 seconde
Page rendered in 1.0 seconds