Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal beleidigt

Vertaal beleidigt van Duits naar Engels

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

beleidigt:
- offended; insulted; hurt
beleidigen:
- hurt; aggrieve; offend; hurt someone's feelings; defamate; slander
Wiktionary:
- beleidigt → take offense
- beleidigen → offend, insult, affront, abuse, curse, revile, hurt, wrong, aggrieve
- beleidigen → offend, insult, flout, abuse, savage

Duits

Uitgebreide vertaling voor beleidigt (Duits) in het Engels

beleidigt:

beleidigt bijvoeglijk naamwoord

beleidigt
offended; insulted; hurt
- offended bijvoeglijk naamwoord
- insulted bijvoeglijk naamwoord
- hurt bijvoeglijk naamwoord
beleidigt (gekränkt; verletzt)
offended; hurt
- offended bijvoeglijk naamwoord
- hurt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor beleidigt:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hurt		Beschwerde; Blessur; Kränkung; Schmähung; Schädigung; Verletzung; Verwundung; Wunde
offended		Beleidigte; Opfer; Verletzte; Verwundete
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hurt		Schmerz tun; anschlagen; antun; behindern; beleidigen; benachteiligen; beschädigen; düpieren; foltern; jemandem Schmerzen zufügen; kasteien; kränken; martern; peinigen; quetschen; schaden; schädigen; sichverwunden; verletzen; verwunden
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hurt	beleidigt; gekränkt; verletzt	angeschossen; getroffen; verletzt; verwundet
offended	beleidigt; gekränkt; verletzt
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
insulted	beleidigt

Synoniemen voor "beleidigt":

betupft; griesgrämig; knatschig; miesepetrig; muksch
gekränkt; pikiert; verletzt

Wiktionary: beleidigt

beleidigt

verb

feel and possibly show resentment
- take offense → beleidigt; gekränkt; fühlen

beleidigt vorm van beleidigen:

beleidigen werkwoord (beleidige, beleidigst, beleidigt, beleidigte, beleidigtet, beleidigt)

beleidigen (kränken; düpieren)
to hurt; to aggrieve; to offend; hurt someone's feelings
- hurt werkwoord (hurts, hurt, hurting)
- aggrieve werkwoord (aggrieves, aggrieved, aggrieving)
- offend werkwoord (offends, offended, offending)
- hurt someone's feelings werkwoord
beleidigen (lästern; düpieren; verletzen; kränken; schmähen)
defamate; to slander
- defamate werkwoord
- slander werkwoord (slanders, slandered, slandering)

Conjugations for beleidigen:

Präsens

beleidige
beleidigst
beleidigt
beleidigen
beleidigt
beleidigen

Imperfekt

beleidigte
beleidigtest
beleidigte
beleidigten
beleidigtet
beleidigten

Perfekt

habe beleidigt
hast beleidigt
hat beleidigt
haben beleidigt
habt beleidigt
haben beleidigt

1. Konjunktiv [1]

beleidige
beleidigest
beleidige
beleidigen
beleidiget
beleidigen

2. Konjunktiv

beleidigte
beleidigtest
beleidigte
beleidigten
beleidigtet
beleidigten

Futur 1

werde beleidigen
wirst beleidigen
wird beleidigen
werden beleidigen
werdet beleidigen
werden beleidigen

1. Konjunktiv [2]

würde beleidigen
würdest beleidigen
würde beleidigen
würden beleidigen
würdet beleidigen
würden beleidigen

Diverses

beleidig!
beleidigt!
beleidigen Sie!
beleidigt
beleidigend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beleidigen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hurt		Beschwerde; Blessur; Kränkung; Schmähung; Schädigung; Verletzung; Verwundung; Wunde
slander		Anschwärzung; Einkalkulierung; Geklatsch; Geplapper; Gerede; Geschmier; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Schwatz; Tratsch; Verleumdung; Wäscherei
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aggrieve	beleidigen; düpieren; kränken	benachteiligen; düpieren; foltern; kasteien; martern; peinigen; schädigen; verletzen
defamate	beleidigen; düpieren; kränken; lästern; schmähen; verletzen
hurt	beleidigen; düpieren; kränken	Schmerz tun; anschlagen; antun; behindern; benachteiligen; beschädigen; düpieren; foltern; jemandem Schmerzen zufügen; kasteien; kränken; martern; peinigen; quetschen; schaden; schädigen; sichverwunden; verletzen; verwunden
hurt someone's feelings	beleidigen; düpieren; kränken
offend	beleidigen; düpieren; kränken	antun; foltern; gegen etwas verstoßen; jemandem Schmerzen zufügen; kasteien; martern; peinigen; schaden; sündigen; verletzen; verstimmen
slander	beleidigen; düpieren; kränken; lästern; schmähen; verletzen	schwärzen; verleumden
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hurt		angeschossen; beleidigt; gekränkt; getroffen; verletzt; verwundet

Synoniemen voor "beleidigen":

kränken; treffen; verletzen
beflecken; bekleckern; beschimpfen; besudeln; dissen; herabsetzen; herabwürdigen; in den Dreck ziehen; insultieren; verleumden; verunglimpfen

Wiktionary: beleidigen

beleidigen

(umgangssprachlich) jemanden in seiner Ehre oder Würde durch Worte oder Taten verletzen
- beleidigen → offend; insult; affront

beleidigen

verb

-
- offend → verletzen; ergern; beleidigen
to hurt the feelings
- offend → beleidigen
to offend
- insult → beleidigen
to scorn
- flout → verspotten; beleidigen
to insult
- abuse → beschimpfen; beleidigen
To criticise vehemently
- savage → beleidigen

Cross Translation:

From	To	Via
• beleidigen	→ affront; offend; insult	↔ beledigen — nare opmerkingen maken tegen of over een persoon
• beleidigen	→ insult	↔ injurier — offenser quelqu’un par des paroles injurieux.
• beleidigen	→ abuse; insult; offend; curse; revile; affront	↔ insulter — outrager de fait ou de parole, avec dessein préméditer d’offenser.
• beleidigen	→ offend; insult; hurt; wrong; aggrieve; affront	↔ offenser — outrager quelqu’un par une offense.

Computer vertaling door derden: