Befrachten in het Engels vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor befrachten (Duits) in het Engels

befrachten (beladen; laden; einladen; aufladen)
to load; to freight; lade
- load werkwoord (loads, loaded, loading)
- freight werkwoord (freights, freighted, freighting)
- lade werkwoord
befrachten (einladen; laden; aufladen; verladen; beladen)
to load; to ship
- load werkwoord (loads, loaded, loading)
- ship werkwoord (ships, shipped, shipping)
befrachten (elektricität aufladen; belasten; einladen; laden; aufladen; beladen)
to load; to recharge; charge with electricity
- load werkwoord (loads, loaded, loading)
- recharge werkwoord (recharges, recharged, recharging)
- charge with electricity werkwoord

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
freight		Beladung; Fracht; Frachtgut; Gut; Ladung
load		Ansammlung; Auslastung; Beladung; Belästigung; Berg; Fracht; Frachtgut; Gut; Haufen; Horde; Häufung; Ladung; Masse; Menge; Schar; Stoß; Truppe; große Masse; kleine Fracht; Überbelästigung
ship		Fahrzeug
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
charge with electricity	aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden
freight	aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden
lade	aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden
load	aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden; verladen	Schwerer machen; aufladen; beladen; belasten; beschweren; erschweren; laden; schwerer machen; verstärken
recharge	aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden	nachladen
ship	aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden; verladen	abgeben; abliefern; abschicken; ausliefern; besorgen; bestellen; bringen; einschiffen; einsteigen; entern; ins Haus schicken; liefern; rundbringen; senden; verladen; verschicken; zustellen