Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal beanstanden

Vertaal beanstanden van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. beanstanden:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beanstanden (Duits) in het Engels

beanstanden:

beanstanden werkwoord (beanstande, beanstandest, beanstandet, beanstandete, beanstandetet, beangestandet)

  1. beanstanden (für unzweckmäßig erklären; aburteilen; ablehnen)
    to condemn
    • condemn werkwoord (condemns, condemned, condemning)
  2. beanstanden (klagen; sich beschweren; reklamieren)
    to complain; put in a complaint
  3. beanstanden (klagen; sich beschweren; reklamieren)
    to nag; to complain; complaint; to deplore; to gripe; harp
    • nag werkwoord (nags, nagged, nagging)
    • complain werkwoord (complains, complained, complaining)
    • complaint werkwoord
    • deplore werkwoord (deplores, deplored, deploring)
    • gripe werkwoord (gripes, griped, griping)
    • harp werkwoord
  4. beanstanden (sichbeschweren; reklamieren; klagen)
    to complain; to object; to protest
    • complain werkwoord (complains, complained, complaining)
    • object werkwoord (objects, objected, objecting)
    • protest werkwoord (protests, protested, protesting)
  5. beanstanden (besprechen; durchsprechen; diskutieren; )
    to discuss
    – speak with others about (something); talk (something) over in detail; have a discussion 1
    • discuss werkwoord (discusss, discussed, discussing)
      • We discussed our household budget1
    to review; to speak about; talk it over; to comment; to talk about
    • review werkwoord (reviews, reviewed, reviewing)
    • speak about werkwoord (speaks about, spoke about, speaking about)
    • talk it over werkwoord
    • comment werkwoord (comments, commented, commenting)
    • talk about werkwoord (talks about, talked about, talking about)
  6. beanstanden (kritisieren; heruntermachen; anprangern; bemängeln; bemäkeln)
    to criticize; to slate; to run down; to censure; to criticise
    • criticize werkwoord, Amerikaans (criticizes, criticized, criticizing)
    • slate werkwoord (slates, slated, slating)
    • run down werkwoord (runs down, ran down, running down)
    • censure werkwoord (censures, censured, censuring)
    • criticise werkwoord, Brits
  7. beanstanden
    to give comment
    • give comment werkwoord (gives comment, gave comment, giving comment)
  8. beanstanden (beschweren; sich beschweren; reklamieren; beauftragen; klagen)
    raise objections; to complain
  9. beanstanden (kritisieren; anprangern; verteufeln; )
    to decry; to castigate; to criticize; to censure; to criticise
    • decry werkwoord (decries, decried, decrying)
    • castigate werkwoord (castigates, castigated, castigating)
    • criticize werkwoord, Amerikaans (criticizes, criticized, criticizing)
    • censure werkwoord (censures, censured, censuring)
    • criticise werkwoord, Brits
  10. beanstanden (kritisieren; bemängeln)
    to carp; cavil; to find fault with
    • carp werkwoord (carps, carped, carping)
    • cavil werkwoord
    • find fault with werkwoord (finds fault with, found fault with, finding fault with)
  11. beanstanden (sich beschweren; klagen)
    to yammer; to complain; to wail; to whinge
    • yammer werkwoord (yammers, yammered, yammering)
    • complain werkwoord (complains, complained, complaining)
    • wail werkwoord (wails, wailed, wailing)
    • whinge werkwoord (whinges, whinged, whinging)

Conjugations for beanstanden:

Präsens
  1. beanstande
  2. beanstandest
  3. beanstandet
  4. beanstanden
  5. beanstandet
  6. beanstanden
Imperfekt
  1. beanstandete
  2. beanstandetest
  3. beanstandete
  4. beanstandeten
  5. beanstandetet
  6. beanstandeten
Perfekt
  1. habe beangestandet
  2. hast beangestandet
  3. hat beangestandet
  4. haben beangestandet
  5. habt beangestandet
  6. haben beangestandet
1. Konjunktiv [1]
  1. beanstande
  2. beanstandest
  3. beanstande
  4. beanstanden
  5. beanstandet
  6. beanstanden
2. Konjunktiv
  1. beanstandete
  2. beanstandetest
  3. beanstandete
  4. beanstandeten
  5. beanstandetet
  6. beanstandeten
Futur 1
  1. werde beanstanden
  2. wirst beanstanden
  3. wird beanstanden
  4. werden beanstanden
  5. werdet beanstanden
  6. werden beanstanden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beanstanden
  2. würdest beanstanden
  3. würde beanstanden
  4. würden beanstanden
  5. würdet beanstanden
  6. würden beanstanden
Diverses
  1. beanstand!
  2. beanstandet!
  3. beanstanden Sie!
  5. beangestandet
  6. beanstandend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beanstanden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carp Karpfen
censure Zensur
comment Anmerkung; Bemerkung; Bemängelung; Ellipse; Kommentar; Kritik; Meinungsäußerung; kritische Bemerkung; Äußerung
complaint Anklage; Anschuldigung; Beanstandung; Beschwerde; Elegie; Gejammer; Geklage; Gemecker; Genörgel; Klage; Klagelied; Klagen; Krankheit; Leiden; Stöhnen; Wehklage; Ärgernis; Übel
harp Harfe
nag Ekel; Griesgram; Meckerer; Meckerfritze; Nölpeter; Nölsuse; Nörgler; Quengler
object Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug; Ziel; Zielpunkt; Zielscheibe
protest Demonstration; Einspruch; Gegenrede; Kundgebung; Manifestation; Protest; Widerspruch
review Besprechung; Beurteilung; Erörterung; Inspektion; Kritik; Reparatur von Material; Revision; Revue; Rezension; Wartung; Würdigung; Überholung; Überprüfung
slate Schieferplatte
wail Jammerton; Totenklage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carp beanstanden; bemängeln; kritisieren alles besser wissen; bekritteln; bemängeln; schulmeistern
castigate anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; kritisieren; verketzern; verteufeln bestrafen; durchprügeln; ermahnen; rügen; schelten; strafen; tadeln; verketzern; verprügeln; verweisen; warnen; zurechtweisen; zusammenschlagen
cavil beanstanden; bemängeln; kritisieren alles besser wissen; bekritteln; bemängeln; schulmeistern
censure anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; heruntermachen; kritisieren; verketzern; verteufeln
comment ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern kommentieren
complain beanstanden; beauftragen; beschweren; klagen; reklamieren; sich beschweren; sichbeschweren brummeln; brummen; brutzeln; flehen; grunzen; jammern; klagen; knurren; meckern; murren; nörgeln; schimpfen; schwätzen; sich wehren; wehklagen; wiederfordern; wimmern; winseln; zurückfordern; über etwas meckern
complaint beanstanden; klagen; reklamieren; sich beschweren
condemn ablehnen; aburteilen; beanstanden; für unzweckmäßig erklären aburteilen; das Urteil sprechen; verdammen; verfolgen; verurteilen; zur Hölle wünschen
criticise anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; heruntermachen; kritisieren; verketzern; verteufeln besprechen; beurteilen; jurieren; kritisieren; rezensieren
criticize anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; heruntermachen; kritisieren; verketzern; verteufeln besprechen; beurteilen; jurieren; kritisieren; rezensieren
decry anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; kritisieren; verketzern; verteufeln bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verketzern; verweisen; warnen; zurechtweisen
deplore beanstanden; klagen; reklamieren; sich beschweren
discuss ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern Sitzung halten; Streit beilegen; abwägen; ausdiskutieren; ausreden; beraten; beratschlagen; bereden; besprechen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; eine Versammlung abhalten; erörtern; kommunizieren; konferieren; konsultieren; konversieren; mit einander reden; mit einander sprechen; plaudern; reden; sagen; sich beraten; tagen; über etwas sprechen
find fault with beanstanden; bemängeln; kritisieren alles besser wissen; bemängeln; kritisieren
give comment beanstanden
gripe beanstanden; klagen; reklamieren; sich beschweren brummeln; brummen; brutzeln; grunzen; knurren; meckern; murren; nörgeln; schimpfen; über etwas meckern
harp beanstanden; klagen; reklamieren; sich beschweren immer wiederholen
nag beanstanden; klagen; reklamieren; sich beschweren drängen; durchstoßen; einhämmern; einrammen; eitern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; etwas auf dem Herzen haben; etwas im Magen liegen; faseln; flennen; greinen; hindern; hintertreiben; imMagenliegen; jammern; klagen; klonen; leinern; nerven; nörgeln; piesacken; provozieren; quaken; reizen; schikanieren; sichekligbenehmen; streiten; striezen; triezen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wettern; wimmern; winseln; zanken; zusetzen; zwicken; ärgern
object beanstanden; klagen; reklamieren; sichbeschweren aufmucken; bestreiten; leugnen; protestieren; verneinen; widersprechen
protest beanstanden; klagen; reklamieren; sichbeschweren appellieren; aufmucken; bestreiten; leugnen; protestieren; verneinen; widersprechen
put in a complaint beanstanden; klagen; reklamieren; sich beschweren
raise objections beanstanden; beauftragen; beschweren; klagen; reklamieren; sich beschweren opponieren; widersprechen
review ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern abändern; bereden; berichtigen; besprechen; durchnehmen; erörtern; korrigieren; prüfen; reformieren; revidieren; rezensieren; zurückblicken; über etwas sprechen; überprüfen
run down anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; heruntermachen; kritisieren abwohnen; enden; verwohnen; zu Ende gehen; zurennen; über den Haufen laufen
slate anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; heruntermachen; kritisieren
speak about ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
talk about ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern bereden; besprechen; durchnehmen; erörtern; über etwas sprechen
talk it over ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
wail beanstanden; klagen; sich beschweren flehen; flennen; heulen; jammern; klagen; plärren; wehklagen; weinen; wimmern; winseln
whinge beanstanden; klagen; sich beschweren wimmern; winseln
yammer beanstanden; klagen; sich beschweren wimmern; winseln
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
review bedrängt

Synoniemen voor "beanstanden":


Wiktionary: beanstanden

beanstanden
verb
  1. Kritik üben an
Cross Translation:
FromToVia
• beanstanden → protest ↔ protester — promettre formellement, assurer positivement, solennellement.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0597 seconde
Page rendered in 1.0 seconds