Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor autochton (Duits) in het Engels

autochton:

autochton bijvoeglijk naamwoord

  1. autochton (einheimisch; eingeboren; inländisch)
    autochthonal; indigenous; native; domestic
  2. autochton (eingeborene; einheimische)
    indigenous; native; innate; local; aboriginal; natural; inborn

Vertaal Matrix voor autochton:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aboriginal Eingeborene; Einheimische; Einwohner; Urbewohner; Ureinwohner
domestic Hausdiener
indigenous Eingeborene; Einheimische; Einwohner; Ureinwohner
local Eingeborene; Stammkneipe; Stammlokal
native Eingeborene; Einheimische; Einwohner; Naturbelassene; Ureinwohner
natural Fleischfarbe; Hautfarbe; Naturtalent
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aboriginal autochton; eingeborene; einheimische
autochthonal autochton; eingeboren; einheimisch; inländisch
domestic autochton; eingeboren; einheimisch; inländisch Inland; einheimisch; haushaltlich
inborn autochton; eingeborene; einheimische eingeboren; einheimisch; von Natur aus anwesend sein
indigenous autochton; eingeboren; eingeborene; einheimisch; einheimische; inländisch
innate autochton; eingeborene; einheimische eingeboren; einheimisch; von Natur aus anwesend sein
local autochton; eingeborene; einheimische inländische; lokal; nationale; stellenweise
native autochton; eingeboren; eingeborene; einheimisch; einheimische; inländisch eingeboren; einheimisch; einheimische; inländisch; inländische; nationale; systemeigen
natural autochton; eingeborene; einheimische eingeboren; einheimisch; minimal; natürlich; nichtig; rein; ungekünstelt; ungültig; von Natur aus anwesend sein