Zweig in het Engels vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Zweig:
- branch; branch of a tree; sprig; bough; bough of a tree; twig; limb; descendant; offspring; descendent
Wiktionary:
- Zweig → business, branch, twig, bough
- Zweig → twig, branch, bough, treelimb, section, chapter

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zweig (Duits) in het Engels

der Zweig (Baumzweig; Ast)
the branch; the branch of a tree; the sprig; the bough; the bough of a tree
- branch [the ~] zelfstandig naamwoord
- branch of a tree [the ~] zelfstandig naamwoord
- sprig [the ~] zelfstandig naamwoord
- bough [the ~] zelfstandig naamwoord
- bough of a tree [the ~] zelfstandig naamwoord
der Zweig (Fach)
the twig
– a small branch or division of a branch (especially a terminal division); usually applied to branches of the current or preceding year ¹
- twig [the ~] zelfstandig naamwoord
the branch; the limb; the sprig
- branch [the ~] zelfstandig naamwoord
- limb [the ~] zelfstandig naamwoord
- sprig [the ~] zelfstandig naamwoord
der Zweig (Sproß; Nachkommenschaft; Abkomme; Sprößling; Nachkommen; Abkömmling; Kinder; Erbe; Geschlecht)
the descendant; the offspring; the descendent
- descendant [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
- offspring [the ~] zelfstandig naamwoord
- descendent [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bough	Ast; Baumzweig; Zweig
bough of a tree	Ast; Baumzweig; Zweig
branch	Ast; Baumzweig; Fach; Zweig	Abteilung; Bedingungsverzweigung; Berufsgruppe; Betriebszweig; Branche; Fachbereich; Filiale; Gabelung; Geschäftsstelle; Geschäftszweig; Gewerbezweig; Nebenstelle; Reis; Sektion; Verzweigung; Verzweigungselement; Verästelung; Zweigniederlassung; Zweigstelle; junger Zweig
branch of a tree	Ast; Baumzweig; Zweig
descendant	Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig	Nachfolger; Nachfolgerelement; biologische Abstammung
descendent	Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig
limb	Fach; Zweig	Bestandteil; Gebeine; Knochen; Körperteil; Mitglied; Reis; junger Zweig
offspring	Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig	Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt; Reis; junger Zweig
sprig	Ast; Baumzweig; Fach; Zweig	Reis; Schuß; Sprößling; Trieb; junger Zweig
twig	Fach; Zweig	Reis; junger Zweig
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
branch		abzweigen; verzweigen
twig		erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen

Zweig

noun

Zweig

noun

woody part of a tree arising from the trunk and usually dividing
- branch → Ast; Zweig
tree branch
- bough → Ast; Zweig
a small thin branch
- twig → Zweig

Cross Translation:

From	To	Via
• Zweig	→ twig	↔ twijg — een dun buigzaam takje van een boom of struik
• Zweig	→ branch	↔ tak — een deel van een boom of struik
• Zweig	→ branch	↔ arm — onderdeel van een organisatie
• Zweig	→ branch; bough; treelimb; section; chapter	↔ branche — Traductions à trier suivant le sens
• Zweig	→ twig	↔ brindille — Branche d’arbre mince et courte
• Zweig	→ twig; branch	↔ rameau — Petite branche d’arbre.