Zuständigkeit in het Engels vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Zuständigkeit:
- authority; competence; qualification; power; competency; capacity; capability; responsibility
Wiktionary:
- Zuständigkeit → competence

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zuständigkeit (Duits) in het Engels

Zuständigkeit:

Zuständigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Zuständigkeit (Befugt sein; Befugnis)
the authority; the competence; the qualification; the power
- authority [the ~] zelfstandig naamwoord
- competence [the ~] zelfstandig naamwoord
- qualification [the ~] zelfstandig naamwoord
- power [the ~] zelfstandig naamwoord
die Zuständigkeit (Kompetenz; Befugnis)
the competence; the competency; the capacity
- competence [the ~] zelfstandig naamwoord
- competency [the ~] zelfstandig naamwoord
- capacity [the ~] zelfstandig naamwoord
die Zuständigkeit (Kompetenz; Befugnis)
the competence; the capability
- competence [the ~] zelfstandig naamwoord
- capability [the ~] zelfstandig naamwoord
die Zuständigkeit
the responsibility
– An obligation of a party to perform an assigned job and to be held accountable for the outcome of the results. ¹
- responsibility [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zuständigkeit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
authority	Befugnis; Befugt sein; Zuständigkeit	Ansehen; Arbeitskraft; Auftrag; Autorisation; Autorität; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Experte; Fachmann; Herrschaft; Kraft; Macht; Mandat; Obrigkeit; Prokura; Sachkundige; Sachverständige; Stärke; Vollmacht; Zahlungsanweisung; fachkundigePerson
capability	Befugnis; Kompetenz; Zuständigkeit	Eignung; Fähigkeit; Kapazität; Können; Leistungsfähigkeit; Motorleistung; Qualität; Reichtum; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; Tauglichkeit; Vermögen; fachmännischeKönnen
capacity	Befugnis; Kompetenz; Zuständigkeit	Ader; Arbeitskraft; Begabtheit; Begabung; Eignung; Energie; Fähigkeit; Gabe; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Händchen; Inhalt; Kapazität; Kraft; Können; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Macht; Motorleistung; Potential; Qualität; Reichtum; Sachverstand; Stärke; Talent; Tauglichkeit; Veranlagung; Vermögen; Volumen
competence	Befugnis; Befugt sein; Kompetenz; Zuständigkeit	Fachmannschaft; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; fachmännischeKönnen
competency	Befugnis; Kompetenz; Zuständigkeit	Kompetenz
power	Befugnis; Befugt sein; Zuständigkeit	Ansehen; Arbeitskraft; Autorisation; Autorität; Befehlshaber; Bevollmächtigung; Dynamik; Energie; Ermächtigung; Fähigkeit; Geschwindigkeit; Herrschaft; Kapazität; Kraft; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Macht; Mächte; Obrigkeit; Schnellheit; Strom; Stärke; Vermögen; Vollmacht; elektrischer Strom
qualification	Befugnis; Befugt sein; Zuständigkeit	Ausbildung; Bildung; Entwicklung; Erziehung; Kundig machen; Qualifikation; Schulung; Training
responsibility	Zuständigkeit	Haftpflichtigkeit; Haftung; Verantwortlichkeit; Verantwortung