Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Verworrenheit

Vertaal Verworrenheit van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Verworrenheit:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Verworrenheit (Duits) in het Engels

Verworrenheit:

Verworrenheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Verworrenheit (Verwirrung; Verwechselung; Wirbel)
    the confusion; the disorder
  2. die Verworrenheit (Chaos; Wirbel; Verwirrung; )
    the chaos; the disorder; the confusion; the welter; the muddle; the mix-up; the mess; the trouble; the tangle
    • chaos [the ~] zelfstandig naamwoord
    • disorder [the ~] zelfstandig naamwoord
    • confusion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • welter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • muddle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mix-up [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mess [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trouble [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tangle [the ~] zelfstandig naamwoord
    the maze
    – something jumbled or confused 1
    • maze [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Verworrenheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chaos Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Chaos; Durcheinander; Gewirr; Kram; Krempel; Mischmasch; Pfuscherei; Plunder; Sammelsurium; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Unordnung; Wirrwarr
confusion Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwechselung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Chaos; Durcheinander; Entsetzen; Entsetzung; Furcht; Schreck; Schrecken; Schüchternheit; Unordnung; Verdutztheit; Verwirrung; verdutztheit
disorder Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwechselung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Aufregung; Aufruhr; Chaos; Durcheinander; Krach; Krankheit; Krawall; Leiden; Nachlässigkeit; Ordnungswidrigkeit; Radau; Schlamperei; Störung; Unordentlichkeit; Unordnung; Übel
maze Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Irrgarten; Labyrinth
mess Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Anhäufung; Aufhäufung; Bauernfängerei; Betrug; Betrügerei; Chaos; Durcheinander; Fälschung; Geschmier; Geschmiere; Gesudel; Getue; Kram; Krempel; Mühe; Nepp; Pfuscherei; Pfuschwerk; Plunder; Rommel; Rummel; Sammelsurium; Sauerei; Sauwirtschaft; Schererei; Scherereien; Schiebung; Schmiererei; Schutthaufen; Schweinerei; Schwindel; Schwindelei; Sudelei; Trara; Trümmerhaufen; Umstände; Wirrwarr; viel Mühe
mix-up Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
muddle Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Anhäufung; Aufhäufung; Chaos; Durcheinander; Gewirr; Kram; Krempel; Mischmasch; Plunder; Rummel; Sammelsurium; Sauwirtschaft; Unordnung; Wirrwarr
tangle Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Chaos; Durcheinander; Gewirr; Mischmasch; Sammelsurium; Unordnung; Wirrwarr
trouble Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Aufregung; Aufruhr; Behinderung; Belästigung; Beschwerlichkeit; Drohung; Elend; Erschwerung; Gefahr; Gemecker; Geschwatze; Getratsche; Katastrophe; Krach; Krankheit; Krawall; Leid; Leiden; Lästigkeit; Malheur; Misere; Mißgeschick; Not; Ordnungswidrigkeit; Pech; Pfuscharbeit; Radau; Schererei; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Schlamassel; Störung; Stümperei; Unannehmlichkeit; Unglück; Unglücksfall; Unheil; Unruhe; Widerwärtigkeiten; tüftelige Arbeit
welter Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disorder durcheinander bringen; durcheinander werfen
mess abtropfen; auslecken; beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; durchsickern; fummeln; herauströpfeln; kleckern; laufen; manschen; panschen; pfuschen; schmieren; schweinigeln; sickern; stümpern; triefen; tropfen; tröpfeln; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschmutzen; verschwenden; vertun; verunreinigen
muddle baggern; basteln; einenWirbelschlagen; fummeln; herumdoktern; herumfingern; herumpfuschen; pfuschen; rasseln; rauhabhobeln; stümpern; sudeln; trommeln; wirbeln
tangle durcheinanderfallen; durcheinandergeraten; schlingern; vermengen
trouble Schwerer machen; erschweren; jemandem lästig fallen; plagen; schikanieren; zusetzen

Wiktionary: Verworrenheit

Verworrenheit
noun
  1. The state or quality of being intricate or entangled

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0467 seconde
Page rendered in 1.0 seconds