Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Unwetter:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Unwetter (Duits) in het Engels

Unwetter:

Unwetter [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Unwetter (Notwehr)
    the beastly weather; the heavy weather; the storm; the filthy weather; the foul weather
  2. Unwetter
    the bad weather

Vertaal Matrix voor Unwetter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bad weather Unwetter Hundewetter; Sauwetter
beastly weather Notwehr; Unwetter Sauwetter
filthy weather Notwehr; Unwetter Hundewetter; Sauwetter
foul weather Notwehr; Unwetter
heavy weather Notwehr; Unwetter
storm Notwehr; Unwetter Sturmwind; Wind
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
storm anfallen; angreifen; anstürmen; ausfahren; belagern; bestürmen; brüllen; donnern; eilen; fluchen; hasten; hetzen; jagen; keifen; rasen; schelten; schimpfen; stürmen; toben; tosen; wetzen; wüten

Wiktionary: Unwetter

Unwetter
noun
  1. extremes, Schaden verursachendes Wetter