Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Türschlüssel:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Türschlüssel (Duits) in het Engels

Türschlüssel:

Türschlüssel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Türschlüssel (Schlüssel)
    the spanner; the wrench; the monkey-wrench
  2. der Türschlüssel (Haustürschlüssel; Hausschlüssel)
    the latchkey; the house key; the front-door key

Vertaal Matrix voor Türschlüssel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
front-door key Hausschlüssel; Haustürschlüssel; Türschlüssel
house key Hausschlüssel; Haustürschlüssel; Türschlüssel
latchkey Hausschlüssel; Haustürschlüssel; Türschlüssel
monkey-wrench Schlüssel; Türschlüssel
spanner Schlüssel; Türschlüssel
wrench Schlüssel; Türschlüssel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wrench ausrenken; auswringen; drücken; kämpfen; ringen; rütteln; verrenken; verstauchen; winden; wricken; wriggeln; wriggen; wringen

Computer vertaling door derden: