Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Streich

Vertaal Streich van Duits naar Engels

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Streich:
- joke; prank; banter; trick
Wiktionary:
- Streich → prank, hoax, trick, strike, knavery, joke, practical joke, stroke
- Streich → battle, blow, hit, strike, whack, stroke, scuffle, struggle, action, fight, clash, combat, fray, string, knock, smack, move, turn

Duits

Uitgebreide vertaling voor Streich (Duits) in het Engels

Streich:

Streich [der ~] zelfstandig naamwoord

der Streich (Spaß; Scherz; Witz; Späßchen; Keckheit; Ulk)
the joke; the prank; the banter
- joke [the ~] zelfstandig naamwoord
- prank [the ~] zelfstandig naamwoord
- banter [the ~] zelfstandig naamwoord
der Streich (Scherz; Ulk; Spaß; Späßchen; Schäkerei; Flausen; Spaßen)
the prank; the trick
- prank [the ~] zelfstandig naamwoord
- trick [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Streich:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
banter	Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz	Dummheit; Flause; Freude; Fröhlichkeit; Narrheit; Torheit; Unsinn; Verrücktheit
joke	Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz	Farce; Scherz; Scherzen; Spaß; Spaßmacherei; Täuschung; Ulken
prank	Flausen; Keckheit; Scherz; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen; Streich; Ulk; Witz	Bubenstreich; Dummejungenstreiche; Jungenstreich; Schalkhaftigkeit; Schelmenstreich; Schelmerei; Spitzbüberei; Unartigkeit; Unfug; Ungezogenheit
trick	Flausen; Scherz; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen; Streich; Ulk	Ausflug; Behendigkeit; Dreistigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Kniff; Kunstgriff; Lauer; List; Manöver; Pfiffigkeit; Schlauheit; Spazierfahrt; Spitzfindigkeit; Spritzfahrt; Tour; Trick; Witzigkeit
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
banter		herumtollen; scherzen; spassen; spaßen
joke		herumtollen; scherzen; schäkern; spassen; spaßen
trick		aufziehen; ausnehmen; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; foppen; hintergehen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; prellen; verarschen; verladen; übervorteilen

Synoniemen voor "Streich":

Coup; gelungener Streich; Ulk
Finte; Hinterlist; Kniff; List; Trick; Tücke; Aktion; Handlung; Operation; Tat
Eskapade; Kapriole; Mätzchen; närrischer Einfall; Schelmenstreich

Wiktionary: Streich

Streich

noun

Schabernack, einen Scherz mit jemandem machen
- Streich → prank; hoax; trick; strike

Streich

noun

the (mis)behaviour of a knave
- knavery → Gaunerei; Streich
something said or done for amusement
- joke → Scherz; Streich
anything deliberately intended to deceive or trick
- hoax → Trick; Streich; Schabernack
something done for amusement
- practical joke → Streich
practical joke or mischievous trick
- prank → Streich; Schabernack
act of striking with a weapon
- stroke → Streich

Cross Translation:

From	To	Via
• Streich	→ battle; blow; hit; strike; whack; stroke; scuffle; struggle; action; fight; clash; combat; fray	↔ bataille — guerre\|fr combat général entre deux armées.
• Streich	→ string	↔ corde — (Musique) Fil de boyau ou de métal, etc., que l’on tend sur certains instruments de musique
• Streich	→ string	↔ corde — boyau tendu sur un instrument
• Streich	→ hit; strike; knock; blow; smack; stroke; whack; move; turn	↔ coup — impression que fait un corps sur un autre en le frappant.

Verwante vertalingen van Streich

einem einen Streich spielen