Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Streß:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Streß (Duits) in het Engels

Streß:

Streß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Streß (Hektik)
    the stress
    • stress [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Streß (Ruhelosigkeit; Unruhe; Hektik; Nervosität)
    the arousal; the agitation

Vertaal Matrix voor Streß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agitation Hektik; Nervosität; Ruhelosigkeit; Streß; Unruhe Aufregung; Betriebsamkeit; Gedränge; Geschäftigkeit; Hektik; Ruhelosigkeit; Unruhe
arousal Hektik; Nervosität; Ruhelosigkeit; Streß; Unruhe Erregung; sexuelle Aufregung
stress Hektik; Streß Anspannung; emotionale Spannung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stress Nachdruck verleihen; beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; wetzen