Stöhnen in het Engels vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Stöhnen:
- lamentations; wailing; complaint; complaining; making complaints; grumbling
Wiktionary:
- Stöhnen → moan, groaning, groan
- Stöhnen → groaning
- Stöhnen → moaning

Duits

Uitgebreide vertaling voor Stöhnen (Duits) in het Engels

Stöhnen (Gejammer; Flehen; Geheul; Gebell; Gewinsel; Jammern; Gewimmer; Geklage; Geächze)
the lamentations; the wailing
- lamentations [the ~] zelfstandig naamwoord
- wailing [the ~] zelfstandig naamwoord
Stöhnen (Geklage; Klagen; Gemecker; Gejammer; Genörgel)
the complaint; the complaining; the making complaints
- complaint [the ~] zelfstandig naamwoord
- complaining [the ~] zelfstandig naamwoord
- making complaints [the ~] zelfstandig naamwoord
Stöhnen (Gejammer; Klagen; Gemecker; Geheul; Genörgel; Geschimpfe; Schimpferei; Geklage)
the grumbling
- grumbling [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
complaining	Gejammer; Geklage; Gemecker; Genörgel; Klagen; Stöhnen	Klage einreichen; Wehklage
complaint	Gejammer; Geklage; Gemecker; Genörgel; Klagen; Stöhnen	Anklage; Anschuldigung; Beanstandung; Beschwerde; Elegie; Klage; Klagelied; Krankheit; Leiden; Wehklage; Ärgernis; Übel
grumbling	Geheul; Gejammer; Geklage; Gemecker; Genörgel; Geschimpfe; Klagen; Schimpferei; Stöhnen	Geknatter; Grummen; Knurren
lamentations	Flehen; Gebell; Geheul; Gejammer; Geklage; Gewimmer; Gewinsel; Geächze; Jammern; Stöhnen	Geheul; Geweine; Jammern; Schluchzen; Weinen
making complaints	Gejammer; Geklage; Gemecker; Genörgel; Klagen; Stöhnen
wailing	Flehen; Gebell; Geheul; Gejammer; Geklage; Gewimmer; Gewinsel; Geächze; Jammern; Stöhnen	Geheul; Geweine; Jammern; Schluchzen; Weinen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
complaint		beanstanden; klagen; reklamieren; sich beschweren
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
complaining		elend; griesgrämig; jammernd; jammervoll; klagend; kläglich; nörglerisch; quengelig; schlecht gelaunt
grumbling		brummig; griesgrämig; grimmig; knurrig; kribbelig; launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; nörglerisch; sauertöpfisch; schlecht gelaunt; schlechtgelaunt; unwirsch; verdrießlich; übellaunig
wailing		jammernd; jammervoll; klagend; kläglich; schlecht gelaunt

Stöhnen

noun

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• Stöhnen	→ moaning	↔ geignement — cri étouffé.