Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Spieß:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Spieß (Duits) in het Engels

Spieß:

Spieß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Spieß (Lanze; Speer)
    the lance; the spear
    • lance [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spear [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Spieß (Speer)
    the lumbago; the backache; the pain in the back
  3. der Spieß (Bolz; Stift; Zapfen; )
    the pin; the peg; the plug
    • pin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • peg [the ~] zelfstandig naamwoord
    • plug [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spieß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
backache Speer; Spieß Rückenschmerzen
lance Lanze; Speer; Spieß
lumbago Speer; Spieß
pain in the back Speer; Spieß
peg Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen Aufhänger; Gläschen; Haken; Keil; Nauerdübel; Schnaps; Sicherungsschraube; Stehempfang
pin Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen Anstecknadel; Haarnadel; Keil; Nadel; Sicherungsschraube; Spange; Stecknadel; kleine Nadel
plug Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen Nauerdübel; Stecker
spear Lanze; Speer; Spieß
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pin anheften; anstecken; einpassen; festheften; feststecken; klemmen; mit einer Stecknadel befestigen; zustecken
plug abdichten; abschliessen; annoncieren; inserieren; schließen; sperren; verschließen; zumachen
spear harpunieren

Synoniemen voor "Spieß":

  • Bratspieß; Schaschlikspieß
  • Hauptfeldwebel; Kompaniefeldwebel
  • Ger; Lanze; Speer; Wurfspeer; Wurfspieß; Kampfgerät; Waffe

Wiktionary: Spieß

Spieß
noun
  1. ein Besteck zum durchstoßen („aufspießen“) von Nahrung
  2. eine historische Stichwaffe; ein langer Stiel mit spitzem Ende zum stechen
Spieß
noun
  1. pin used to secure food during cooking
  2. a rod on which meat is grilled/broiled