Sitz in het Engels vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Sitz:
- chair; stool; arm chair; reclining chair; easy chair; residence; house; base; home; seat; bench; front bench; work-bench; fit
Wiktionary:
- Sitz → seat, domicile, place, residence
- Sitz → seat, headquarters, head office

Duits

Uitgebreide vertaling voor Sitz (Duits) in het Engels

Sitz:

Sitz [der ~] zelfstandig naamwoord

der Sitz (Stuhl; Sessel; Wohnzimmersessel; Sitzplatz; Sitzbank)
the chair; the stool; the arm chair; the reclining chair; the easy chair
- chair [the ~] zelfstandig naamwoord
- stool [the ~] zelfstandig naamwoord
- arm chair [the ~] zelfstandig naamwoord
- reclining chair [the ~] zelfstandig naamwoord
- easy chair [the ~] zelfstandig naamwoord
der Sitz (Wohnung; Zuhause; Heim; Wohnort; Wohnsitz)
the residence; the base; the home
- residence [the ~] zelfstandig naamwoord
- base [the ~] zelfstandig naamwoord
- home [the ~] zelfstandig naamwoord
the house
– a dwelling that serves as living quarters for one or more families ¹
- house [the ~] zelfstandig naamwoord
  - he has a house on Cape Cod¹
  - she felt she had to get out of the house¹
der Sitz (Sessel; Wohnzimmersessel)
the arm chair
- arm chair [the ~] zelfstandig naamwoord
der Sitz (Sitzplatz; Sessel; Stuhl; Sitzbank)
the seat; the bench; the chair; the front bench; the work-bench
- seat [the ~] zelfstandig naamwoord
- bench [the ~] zelfstandig naamwoord
- chair [the ~] zelfstandig naamwoord
- front bench [the ~] zelfstandig naamwoord
- work-bench [the ~] zelfstandig naamwoord
der Sitz (Paßform; Schnitt)
the fit
- fit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Sitz:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arm chair	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl; Wohnzimmersessel
base	Heim; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause	Base; Boden; Erde; Fundament; Fußboden; Grund; Grundfläche; Grundierung; Grundzahl; Haus; Wohnung
bench	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl	Gericht; Gerichtshof; Sitzbank; Sitzplatz
chair	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl; Wohnzimmersessel	Lehrstuhl; Vorsitzende; Vorsitzender
easy chair	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl; Wohnzimmersessel	Lehnstuhl
fit	Paßform; Schnitt; Sitz	Anpassung; Gliederzucken; Wutanfall; Zuckung; Zusammenziehung
front bench	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl	vordere Sitzbank im Auto
home	Heim; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause	Anstalt; Einrichtung; Haus; Häuschen; Hütte; Irrenanstalt; Irrenhaus; Nervenheilanstalt; POS1; Wohnort; Wohnplatz; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause; psychiatrische Klinik
house	Heim; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause	Betrieb; Firma; Gebäude; Genossenschaft; Gesellschaftsfirma; Haus; Häuschen; Häuser; Hütte; Schoß
reclining chair	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl; Wohnzimmersessel
residence	Heim; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause	Gebäude; Haus; Häuschen; Häuser; Hütte; Schoß; Villa; Wohnort; Wohnplatz; Wohnsitz; Wohnung
seat	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl	Brille; Sitzbank; Sitzplatz; vordere Sitzbank im Auto
stool	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl; Wohnzimmersessel	Ausscheidungen; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Hocker; Kacke; Kot; Krücke; Schemel; kleiner Hocker
work-bench	Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl	Arbeitstisch; Werkbank
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
base		ausphälen; begründen; begründen auf; beruhen auf; fundieren; gründen; stützen
fit		anlegen; anprobieren; ausprobieren; bauen; einrichten; gleichen; gleichkommen; installieren; passen; probieren; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
house		akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
base		gemein; nicht adlig; nieder; niederträchtig; niedrig; obszön; platt; schamlos; schelmisch; scheußlich; schlecht; schlimm; schlüpfrig; schmutzig; schmählich; schofel; schuftig; schurkisch; schwach; schweinisch; schwächlich; schäbig; schändlich; seicht; tief; trivial; tückisch; unedel; verbrecherisch; verrucht; winzig; öffentlich
fit		adäquat; angemessen; arbeitstauglich; befähig; behäbig; blühend; entsprechend; erwerbsfähig; finanzstark; fit; fähig; geeignet; gemessen; gesund; glühend; gutgestellt; gutsituiert; heil; heilsam; hygienisch; inbesterForm; kapabel; kompetent; passend; springlebendig; wohlauf; wohlhabend
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
home		im Hause; zu Hause

Synoniemen voor "Sitz":

Hocker; Schemel; Sessel; Stuhl; Platz; Sitzgelegenheit; Sitzplatz
Aufstellungsort; Standort
Aufenthalt; Aufenthaltsort; Wohnort; Wohnsitz
Domizil; Heim; Heimatort; Residenz; Areal; Bereich; Bezirk; Fläche; Gegend; Horizont; Ort; Raum; Rayon; Region; Sektor; Sphäre
Platz; Sitzgelegenheit; Sitzplatz; Mobiliar; Möbel; Möbelstück
Abgeordnetenamt; Abgeordnetensitz; Mandat

Wiktionary: Sitz

Sitz

noun

ein Platz, der so gestaltet ist, dass sich sich Personen darauf setzen, sich dort niederlassen können
- Sitz → seat
ein bestimmter Ort
- Sitz → domicile

Sitz

noun

somewhere to sit
- place → Platz; Sitzplatz; Sitz
place where a corporation is established
- residence → Sitz; Firmensitz
place in which to sit
- seat → Sitz
location of a governing body
- seat → Sitz

Cross Translation:

From	To	Via
• Sitz	→ seat	↔ zetel — zitplaats, meestal in een verheven zin van dat woord
• Sitz	→ seat	↔ zetel — lidmaatschap van een raad of vergadering, meestal met een beperkt aantal leden
• Sitz	→ seat	↔ zetel — plaats waar een organisatie gevestigd is
• Sitz	→ seat	↔ siège — Meuble utilisé pour s’asseoir
• Sitz	→ headquarters; head office	↔ siège social — adresse légale, domicile d'une personne morale.

Verwante vertalingen van Sitz

Remove Ads

Vertaal Sitz van Duits naar Engels

Uitgebreide vertaling voor Sitz (Duits) in het Engels

Sitz:

Sitz [der ~] zelfstandig naamwoord

der Sitz (Stuhl; Sessel; Wohnzimmersessel; Sitzplatz; Sitzbank)

der Sitz (Wohnung; Zuhause; Heim; Wohnort; Wohnsitz)

der Sitz (Sessel; Wohnzimmersessel)

der Sitz (Sitzplatz; Sessel; Stuhl; Sitzbank)

der Sitz (Paßform; Schnitt)

Vertaal Matrix voor Sitz:

Synoniemen voor "Sitz":

Wiktionary: Sitz

Verwante vertalingen van Sitz