Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Sinn

Vertaal Sinn van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Sinn:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Sinn (Duits) in het Engels

Sinn:

Sinn [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Sinn (Bedeutung)
    the purpose; the intention; the drift; the meaning; the use
    • purpose [the ~] zelfstandig naamwoord
    • intention [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drift [the ~] zelfstandig naamwoord
    • meaning [the ~] zelfstandig naamwoord
    • use [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Sinn (Bedeutung; Tendenz; Wert; Wichigkeit; Tragweite)
    the intent; the meaning; the tendency; the purport; the sense; the tenor; the stature
    • intent [the ~] zelfstandig naamwoord
    • meaning [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tendency [the ~] zelfstandig naamwoord
    • purport [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sense [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tenor [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stature [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Sinn (Brauchbarkeit; Utilität; Nützlichkeit; )
    the utility; the usefulness; the use
    • utility [the ~] zelfstandig naamwoord
    • usefulness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • use [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Sinn (Bedeutung; Inhalt)
    the meaning; the substance; the purpose; the intention; the composition
  5. der Sinn (Tenor)
    the tendency; the drift
    • tendency [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drift [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Sinn (Profit; Gewinn; Bezug; )
    the profit; the benefit; the advantage; the gain; the earnings; the yield; the winning; the output; the economy; the return; the victory; the take
    • profit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • benefit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • advantage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • earnings [the ~] zelfstandig naamwoord
    • yield [the ~] zelfstandig naamwoord
    • winning [the ~] zelfstandig naamwoord
    • output [the ~] zelfstandig naamwoord
    • economy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • return [the ~] zelfstandig naamwoord
    • victory [the ~] zelfstandig naamwoord
    • take [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Sinn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
advantage Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Bevorrechtung
benefit Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Abhilfe; Absetzung; Aufhellung; Aufklärung; Aufnahme; Aufwartung; Aushilfe; Ausschüttung; Ausspannung; Beistand; Benefiz; Benefizvorstellung; Beruhigung; Enthebung; Entladung; Entspannung; Erleichterung; Erlös; Ertrag; Familienhilfe; Fürsorge; Gewinn; Nutzen; Profit; Sozialhilfe; Stütze; Unterstützung; Vorteil
composition Bedeutung; Inhalt; Sinn Architektur; Aufbau; Aufsatz; Bau; Bauart; Baukunst; Bautechnik; Bericht; Erbauung; Errichtung; Gestaltung; Gutachten; Kombination; Komposition; Konstruktion; Struktur; Unterteile; Zusammenfügung; Zusammenlegung; Zusammensetzung; Zusammenstellung; gerichtliches Vergleichsverfahren; innere Aufbau
drift Bedeutung; Sinn; Tenor Durchschlag; Jähzorn; Treibstrom
earnings Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Ergebnis
economy Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Einsparung; Konjunktur; Kostenersparnis; Nationalökonomie; Rückgang; Senkung; Staatsökonomie; Studium der Ökonomie; Verminderung; Verringerung; Volkswirtschaft; Wirtschaft; Ökonomie
gain Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Erlös; Ertrag; ankauf
intent Bedeutung; Sinn; Tendenz; Tragweite; Wert; Wichigkeit
intention Bedeutung; Inhalt; Sinn Absicht; Augenmerk; Endzweck; Entschluß; Intention; Plan; Planung; Vorhaben; Vorsatz; Ziel; Zielsetzung; Zweck
meaning Bedeutung; Inhalt; Sinn; Tendenz; Tragweite; Wert; Wichigkeit Annehmen; Ausdruck; Bezeichnung; Formulierung; Gewicht; Redensart; Redewendung; Sprichwort; Tendenz; Wert; Wichtigkeit
output Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Ausgabe; Ausgang/Ausgabe; Ausstoß; Erlös; Ernte; Ertrag; Erträge; Gewinnung; Hervorbringung; Lese
profit Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Erlös; Ertrag; Gewinn; Gewinnvortrag; Nutzen; Profit; Vorteil; ankauf
purport Bedeutung; Sinn; Tendenz; Tragweite; Wert; Wichigkeit Tendenz
purpose Bedeutung; Inhalt; Sinn
return Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Ankunft; Comeback; Erlös; Ertrag; Gegendienst; Gegenleistung; Heimkehr; Heimkunft; Heimkünfte; Heimreise; Rentabilität; Return; Revanchespiel; Rückerstattung; Rückgabe; Rückkehr; Rückspiel; Rückwechsel
sense Bedeutung; Sinn; Tendenz; Tragweite; Wert; Wichigkeit Besinnung; Denkvermögen; Einkehr; Gehirn; Geist; Intellekt; Selbstbespiegelung; Tendenz; Vernunft; Verstand
stature Bedeutung; Sinn; Tendenz; Tragweite; Wert; Wichigkeit Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Figur; Gestalt; Grundgesetz; Haltung; Konstituierung; Konstitution; Körperbau; Körperbeschaffentheit; Leibesbeschaffenheit; Positur; Statur; Verfassung; Wuchs; Äußere
substance Bedeutung; Inhalt; Sinn gute Qualität
take Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
tendency Bedeutung; Sinn; Tendenz; Tenor; Tragweite; Wert; Wichigkeit Einstellung; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Neigung; Tendenz; Trend; Vorliebe
tenor Bedeutung; Sinn; Tendenz; Tragweite; Wert; Wichigkeit Einstellung; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Neigung; Tendenz; Tenor; Trend; Vorliebe
use Anwendbarkeit; Bedeutung; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Gewinn; Handhabung; Hantieren; Konsum; Nutzen; Nutzung; Profit; Verbrauch; Verwendung; Verwertung; Verzehr; Vorteil
usefulness Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Profit; Verwendbarkeit; Vorteil
utility Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Hilfsprogramm; Nützlichkeit; Utilität
victory Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Sieg
winning Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Eindeichung; Einpolderung; Gewinnung; Landgewinnung
yield Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Erlös; Ernte; Ertrag; Erträge; Gewinnung; Hervorbringung; Lese; Rentabilität
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drift ablehnen; verwerfen
gain Unterricht bekommen; bekommen; davontragen; dicker und schwerder werden; einholen; empfangen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; kriegen; lernen; schlagen; siegen; studieren; triumphieren; zunehmen; überholen; überwinden
return kehren; rückerstatten; umdrehen; umkehren; umwenden; wiederkehren; zurückbringen; zurückerstatten; zurückgeben; zurückgehen; zurückgreifen; zurückkehren; zurückschaffen; zurückschicken; zurücksenden; zurückwerfen; zürückschicken
sense auseinanderhalten; bemerken; beobachten; entdecken; erfahren; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; tasten; unterscheiden; vernehmen; vorfühlen; wahrnehmen; zu Ohren kommen; zu sehen bekommen
take abhandenmachen; abnehmen; abräumen; akzeptieren; annehmen; anwenden; aufholen; benutzen; bringen nach; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einnehmen; einsetzen; einstecken; entfernen; entnehmen; entwenden; erfassen; fortnehmen; gebrauchen; handhaben; hantieren; hinnehmen; hinterziehen; klauen; nehmen; packen; rauben; schlucken; stehlen; verkraften; verstauen; veruntreuen; verwenden; wegholen; wegnehmen; wegschnappen; zugreifen; zulangen
use anwenden; aufarbeiten; aufbrauchen; aufmachen; aufnehmen; aufsetzen; aufstellen; aufwenden; aufzehren; ausbeuten; ausfertigen; benutzen; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; konsumieren; praktizieren; tun; verbrauchen; verrichten; verwenden
yield abgeben; abstehen; abtreten; beipflichten; beistimmen; einwilligen; zustimmen; übergeben; überlassen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intent auf etwas gerichtet; gespitzt; konzentriert
meaning bei weise von; meine; sozusagen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
return rückwärts; zurück
sense sensuell; sinnlich

Synoniemen voor "Sinn":


Wiktionary: Sinn

Sinn
noun
  1. kein Plural: die Bedeutungen und Vorstellungen, die sich mit einem sprachlichen Ausdruck verbinden
  2. Biologie: bestimmte physiologische Fähigkeit zur Wahrnehmung von etwas
Sinn
noun
  1. significance of a thing, as "the meaning of life"
  2. method to gather data
  3. conscious awareness
  4. sound judgement
  5. natural ability
  6. semantics term
Cross Translation:
FromToVia
• Sinn → meaning ↔ bedoeling — de zin of strekking
• Sinn → sense ↔ au sens étroit — Dans toute la rigueur de la lettre
• Sinn → goal; aim; purpose; target; butt; end; intent; objective ↔ but — Objectif.
• Sinn → liking ↔ gré — Goût, sentiment, opinion
• Sinn → meaning; sense ↔ sens — Signification
• Sinn → sense ↔ sens — biologie|nocat=1 Perception
• Sinn → meaning; significance; sense ↔ signification — Ce que signifie une chose ; sens attacher à une chose.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Sinn







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0539 seconde
Page rendered in 1.0 seconds