Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Sein:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Sein (Duits) in het Engels

Sein:

Sein [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Sein (Existenz; Leben; Dasein; Fortbestehen; Lebenswandel)
    the life; the existence; the being; the path of life
    • life [the ~] zelfstandig naamwoord
    • existence [the ~] zelfstandig naamwoord
    • being [the ~] zelfstandig naamwoord
    • path of life [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Sein:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
being Dasein; Existenz; Fortbestehen; Leben; Lebenswandel; Sein Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen
existence Dasein; Existenz; Fortbestehen; Leben; Lebenswandel; Sein
life Dasein; Existenz; Fortbestehen; Leben; Lebenswandel; Sein Dauerhaftigkeit; Haltbarkeit; Leben; Lebensdauer; Lebensprozeß
path of life Dasein; Existenz; Fortbestehen; Leben; Lebenswandel; Sein Leben; Lebensgeschichte; Lebenslauf; Lebenswandel; Lebensweg
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
being daß heißt; daß ist

Synoniemen voor "Sein":


Wiktionary: Sein

Sein
noun
  1. Philosophie, Ontologie: das Tatsächlich-vorhanden-Sein, Dasein, teilweise auch: Existenz
Sein
noun
  1. the state of being, existing, or occurring
  2. the state or fact of existence

Verwante vertalingen van Sein