Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Schlitz:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schlitz (Duits) in het Engels

Schlitz:

Schlitz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schlitz (Furche; Falz)
    the slot; the gap; the groove; the trench; the fissure; the notch; the cleft; the split
    • slot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • groove [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trench [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fissure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • notch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cleft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • split [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schlitz (Schnitt; kleineSchnitt; Absatz; Schmiß)
    the slice of bread; the piece of bread; the piecie
  3. der Schlitz (Schnitt)
    the slit; the slash
    • slit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slash [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Schlitz (Nute; Spalt; Falz; )
    the rabbet; the runway
    • rabbet [the ~] zelfstandig naamwoord
    • runway [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schlitz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cleft Falz; Furche; Schlitz Abgrund; Einschnitt; Felsenschlucht; Felsspalt; Felsspalte; Grübchen; Kerbe; Riß; Schlucht; Spalt; Spalte
fissure Falz; Furche; Schlitz Abgrund; Aussparung; Einschnitt; Felsenschlucht; Felsspalte; Kerbe; Kluft; Riß; Schlucht; Spalte; Spaltung; Zerteilung; Zwischenraum
gap Falz; Furche; Schlitz Einschnitt; Ermangelung; Hiatus; Hinfälligkeit; Interim; Kerbe; Kränklichkeit; Leere; Lücke; Mangel; Manko; Riß; Schwachheit; Schwäche; Spalte; Unterbrechung; Zwischenraum; Zwischenzeit
groove Falz; Furche; Schlitz Einkerbung; Einschnitt; Fahrrinne; Fahrwasser; Falz; Furche; Kannelüre; Kerbe; Kerbung; Rille; Rinne
notch Falz; Furche; Schlitz Einkerbung; Einschnitt; Fink; Kerbe; Kerbung
piece of bread Absatz; Schlitz; Schmiß; Schnitt; kleineSchnitt
piecie Absatz; Schlitz; Schmiß; Schnitt; kleineSchnitt
rabbet Einschnitt; Falz; Fuge; Furche; Nute; Schlitz; Spalt
runway Einschnitt; Falz; Fuge; Furche; Nute; Schlitz; Spalt Landebahn; Landepiste; Landestelle; Landungsplatz; Startbahn
slash Schlitz; Schnitt Abschlag; Einkerbung; Einschnitt; Hieb; Kerbe; Kerbung; Scheibe; Schneide; Schneiden; Schnitt; Schnitte; Schrägstrich
slice of bread Absatz; Schlitz; Schmiß; Schnitt; kleineSchnitt
slit Schlitz; Schnitt Furche; Rille; Rinne
slot Falz; Furche; Schlitz Einschubfach
split Falz; Furche; Schlitz Abspaltung; Riß; Spalt; Spalte
trench Falz; Furche; Schlitz Furche; Graben; Laufgraben; Rille; Rinne; Schneise; Schützengraben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
groove einkerben; einschneiden; falzen
notch Einschnitte bekommen; Kerben bekommen; einkerben; einschneiden; gekerbt werden; kerben
slash einkerben; einschneiden
split abhauen; abkoppeln; absondern; abspalten; abzischen; aus einander spleißen; hacken; in Stücke hacken; loskoppeln; scheiden; separieren; sich wegscheren; spleißen; splissen; teilen; trennen; verschwinden; zerhacken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cleft gespalten
split gespalten

Synoniemen voor "Schlitz":


Wiktionary: Schlitz

Schlitz
noun
  1. veraltet: Schnittwunde
  2. (umgangssprachlich) Kurzform von Hosenschlitz
    • Schlitzfly
  3. vulgär: Vagina
  4. Einschnitt in einem Brett, um zwei Bretter oder die beiden Teile eines Rahmens unter einem Winkel zusammenzufügen, indem der vorspringende Teil eines anderen Brettes dort eingepasst wird
  5. schmale Öffnung mit länglicher Form (welche unter Umständen nur dann besteht, wenn irgendetwas aus seiner Ausgangslage bewegt wird)
Schlitz
noun
  1. vulgar, slang: opening of the vagina
  2. narrow depression, perforation, or aperture