Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Schlag

Vertaal Schlag van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Schlag:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schlag (Duits) in het Engels

Schlag:

Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schlag (Art; Sorte)
    the species
    • species [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schlag (Klaps; Hieb; leichter Schlag)
    the knock; the slap; the smack; the blow
    • knock [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Schlag (Faustschlag; Hieb; Handschlag; Klaps)
    the punch
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Schlag (Hieb; Puff; Maulschelle; )
    the punch; the clout
    – (boxing) a blow with the fist 1
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
      • He landed a hard punch to the gut.2
    • clout [the ~] zelfstandig naamwoord
      • I gave him a clout on his nose1
    the nudge
    – a slight push or shake 1
    • nudge [the ~] zelfstandig naamwoord
    the whopper
    • whopper [the ~] zelfstandig naamwoord
    the wallop
    – a severe blow 1
    • wallop [the ~] zelfstandig naamwoord
    the blow
    – a powerful stroke with the fist or a weapon 1
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a blow on the head1
    the jab
    – a quick short straight punch 1
    • jab [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Schlag (leichter Stoß; Stoß; Puff; )
    the push
    – the act of applying force in order to move something away 1
    • push [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he gave the door a hard push1
    the nudge; the thrust; the bumper; the bump; the punch; the blow; the jab; the buffer
    • nudge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thrust [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bumper [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jab [the ~] zelfstandig naamwoord
    • buffer [the ~] zelfstandig naamwoord
    the shove
    – the act of shoving (giving a push to someone or something) 1
    • shove [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he gave the door a shove1
  6. der Schlag (Hieb; Klaps)
    the smack; the slap; the blow
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. der Schlag (Pförtner; Hausmeister; Portier; )
    the janitor; the hall porter; the caretaker; the doorkeeper
  8. der Schlag (Blitz; Schlucker; Strahl)
    the thunderbolt; the flash of lightning; the streak; the bolt; the clap of thunder
  9. der Schlag (Knall; Stoß; Krach; Bums)
    the bump; the thump; the thud
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thud [the ~] zelfstandig naamwoord
  10. der Schlag (Taubenschlag)
    the pigeon house
  11. der Schlag (weiter Hosenschlag)
    the flare; the loose-fitting leg; the bellbottomed trouser leg

Vertaal Matrix voor Schlag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bellbottomed trouser leg Schlag; weiter Hosenschlag
blow Anprall; Anstoß; Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Schlag; leichter Stoß Beule; Delle; Eindruck; Eindrücke; Einsenkung; Einstülpung; Enttäuschung; Ernüchterung; Handschlag; Handschläge; Hau; Klaps; Kniff; Rückschlag; Stoß; Verbeulung
bolt Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl Bolz; Mutterbolzen; Pfeil; Riegel; Schloß; Schraubenmutter; Stiftschraube; Strahl
buffer Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß Prellblock; Puffer; Stoßfänger; Stoßpolster; Stoßstange
bump Anprall; Anstoß; Bums; Knall; Krach; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß Bums; Fall; Holpern; Knall; Krach; Plumps; Schuß; Unebenheit; Verletzung; Verwundung
bumper Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß Prellblock; Stoßfänger; Stoßpolster
caretaker Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Aufseher; Betreuer; Betreuerin; Hausmeister; Tierpfleger
clap of thunder Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
clout Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag Hieb; Klaps; Puff; kleine Nagel mit plattem Kopf
doorkeeper Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Portier
flare Schlag; weiter Hosenschlag Fackel; Leuchtgranate; Leuchtkugel; Signalflamme
flash of lightning Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
hall porter Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer
jab Anprall; Anstoß; Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
janitor Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Hausmeister
knock Hieb; Klaps; Schlag; leichter Schlag Anklopfen
loose-fitting leg Schlag; weiter Hosenschlag
nudge Anprall; Anstoß; Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß Rrring!; anstupsen
pigeon house Schlag; Taubenschlag
punch Anprall; Anstoß; Bums; Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß Hieb; Klaps; Puff; Schläge; Stempel
push Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß Drücker; Knopf; Push
shove Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
slap Hieb; Klaps; Schlag; leichter Schlag Handschlag; Handschläge; Hau; Hieb; Klaps; Ohrfeige; Puff; Stoß; derber Schlag
smack Hieb; Klaps; Schlag; leichter Schlag Bums; Fall; Handschlag; Handschläge; Hieb; Klaps; Knall; Krach; Kuß; Plumps; Puff; Schmatz; Schmatzer; Schuß
species Art; Schlag; Sorte
streak Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl Blitzlicht; Charaktereigenschaft; Charakterzug; Eigenart; Eigenschaft; Einschnitt; Federstrich; Kratzer; Pfeil; Schnörkel; Strahl; Strich; Zug
thrust Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß Staudruck
thud Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß
thump Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß
thunderbolt Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
wallop Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag Hieb; Klaps; Puff
whopper Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag Brocken; Gigant; Klumpen; Koloß; Monstrum; Riese; Ungetüm; großes Exemplar; hämmerndes Geräusch
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow anblasen; ausreißen; blasen; flattern; flöten; hecheln; keuchen; lutschen; pfeifen; saugen; schnaufen; stark wehen; stäuben; vergiften; vergällen; verleiden; wappern; wegrennen; wehen
bolt durchgehen; veuteln
buffer ausgleichen; puffern
flare flimmern; funkeln; glitzern; glänzen; leuchten; scheinen; schimmern
jab anstoßen; aufrütteln; schieben; stoßen; stupsen
knock abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen
nudge anstoßen; bewegen; stoßen; zustoßen
punch knuffen; lochen; puffen; punzen; schlagen; stanzen; stoßen
push aufschieben; auktionieren; avancieren; befördern; dringen; feilbieten; handeln; knuffen; mithilfe von Push übertragen; puffen; schieben; stoßen; verhandeln; verkaufen; verrücken; verschieben; vertreiben; veräußern; weiterschieben
shove schieben; weiterschieben
slap dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen
smack dreschen; einen Klaps geben; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; schmatzen; schmatzen beim Essen; verkloppen
thump hauen; hämmern; knuffen; puffen; rammen; schlagen; stoßen
wallop hauen; prügeln

Synoniemen voor "Schlag":


Wiktionary: Schlag

Schlag
noun
  1. das Singen und die Stimmen der Vögel, der Vogelgesang
  2. ein elektrischer Stromstoß am oder durch den menschlichen Körper
  3. eine Sorte, eine Rasse
  4. ein einzelner Ton einer Glocke, eines Schlagwerkes, eines Läutewerkes
  5. kurz für: ein Schlaganfall
  6. eine starke, impulsartige Krafteinwirkung, meist vermittelt durch einen Gegenstand
  7. Sport: eine Art der Bewegung, in die der Spielgegenstand versetzt wird
  8. Wassersport: eine Bewegung des Riemens oder Paddels
  9. eine Periode der Herzbewegung
Schlag
noun
  1. impact
  2. blow, punch
  3. flap of wings etc
  4. Any loud, sudden, explosive sound
  5. a light blow or jolting collision
  6. nautical: a distance
  7. act of striking or hitting
  8. A strike upon an object causing such a noise
  9. A blow.
  10. blow
  11. golf: single act of striking the ball
  12. tennis: single act of striking the ball
  13. rowing: movement of an oar or paddle through water
  14. time when a clock strikes
  15. particular style of swimming
  16. A blow, impact or slap
Cross Translation:
FromToVia
• Schlag → kind; sort; type ↔ acabit — désuet|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses.
• Schlag → apoplectic fit; apoplexy; stroke of apoplexy; fit; seizure; stroke ↔ apoplexie — médecine|fr arrêt brusque, plus ou moins complet, des fonctions cérébrales, accompagner de la perte entier ou partielle de la connaissance et du mouvement.
• Schlag → battle; blow; hit; strike; whack; stroke; scuffle; struggle; action; fight; clash; combat; fray ↔ bataille — guerre|fr combat général entre deux armées.
• Schlag → hit; strike; knock; blow; smack; stroke; whack; move; turn ↔ coup — impression que fait un corps sur un autre en le frappant.
• Schlag → kind; sort ↔ espèce — Taxon, regroupement.
• Schlag → genus; mankind; kind; type; sort; way; style; genre; gender ↔ genre — ensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.
• Schlag → shock ↔ secousse — Atteinte portée à la santé, à la fortune, au crédit, à l’ordre établi dans un état, etc.

Verwante vertalingen van Schlag







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0709 seconde
Page rendered in 1.0 seconds