Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Scham

Vertaal Scham van Duits naar Engels

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Scham:
- shame; sense of shame; embarrassment; discomfiture; awkwardness
Wiktionary:
- Scham → pubis, shame, pubic region, vulva
- Scham → private parts
- Scham → shame, disgrace, (object of) shame

Duits

Uitgebreide vertaling voor Scham (Duits) in het Engels

Scham:

Scham [die ~] zelfstandig naamwoord

die Scham (Schamgefühl)
the shame; the sense of shame
- shame [the ~] zelfstandig naamwoord
- sense of shame [the ~] zelfstandig naamwoord
die Scham (Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit; Geniertheit)
the embarrassment; the discomfiture; the awkwardness
- embarrassment [the ~] zelfstandig naamwoord
- discomfiture [the ~] zelfstandig naamwoord
- awkwardness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Scham:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
awkwardness	Geniertheit; Scham; Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit	Unbeholfenheit; Ungeschicklichkeit; Ungeschicktheit
discomfiture	Geniertheit; Scham; Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit	Geniertheit; Scheu; Scheuheit; Schüchternheit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung
embarrassment	Geniertheit; Scham; Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit
sense of shame	Scham; Schamgefühl
shame	Scham; Schamgefühl	Schande; Skandal
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
shame		beschämt fühlen; schämen; sich schämen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
shame		schade

Synoniemen voor "Scham":

Schamgefühl; Affekt; Emotion; Empfindung; Gefühl; Gefühlsbewegung; Gefühlsregung; Gespür; Regung; Sentiment; Stimmungslage
Genitalien; Intimbereich; Schambereich; Schamgegend; Schritt; Weichteile

Wiktionary: Scham

Scham

noun

gehoben: die Gegend der Geschlechtsteile beim Menschen
- Scham → pubis
angstbesetztes Empfinden, das meist durch eigenes und von anderen beobachtbares Fehlverhalten ausgelöst wird, durch das man deren Achtung zu verlieren droht
- Scham → shame

Scham

en-plural noun

intimate parts of the human body
- private parts → Scham; Geschlechtsteil; Schamteil

noun

part of the body near the pubes and the pubis
- pubic region → Scham
uncomfortable or painful feeling
- shame → Scham
collectively the external female sexual organs
- vulva → Vulva; Scham

Cross Translation:

From	To	Via
• Scham	→ shame	↔ schaamte — eerste betekenisomschrijving
• Scham	→ shame; disgrace; (object of) shame	↔ honte — désuet\|fr déshonneur, opprobre, humiliation (ce qui est le sens étymologique et ancien).