Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Reisepaß:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Reisepaß (Duits) in het Engels

Reisepaß:

Reisepaß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Reisepaß (Ausweis; Paß; Ausweiskarte)
    the passport
    • passport [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Reisepaß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passport Ausweis; Ausweiskarte; Paß; Reisepaß Reisepass

Wiktionary: Reisepaß


Cross Translation:
FromToVia
Reisepaß passport passeport — administration|fr pièce d’identité délivrer par l’État, permettre aux nationaux d’un pays soit de circuler librement à l'intérieur, soit de voyager dans un autre pays.

Computer vertaling door derden: