Rassel in het Engels vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor Rassel (Duits) in het Engels

die Rassel (Klapper; Knarre)
the clapper; the tongue
- clapper [the ~] zelfstandig naamwoord
- tongue [the ~] zelfstandig naamwoord
die Rassel (Rammler; Klapper; Plappermaul; Plappertasche; Klappe; Plaudertasche)
the rattle
- rattle [the ~] zelfstandig naamwoord
die Rassel (Klapper)
the rattle; the clapper; the cracker; the clatter; the tattler; the clacker
- rattle [the ~] zelfstandig naamwoord
- clapper [the ~] zelfstandig naamwoord
- cracker [the ~] zelfstandig naamwoord
- clatter [the ~] zelfstandig naamwoord
- tattler [the ~] zelfstandig naamwoord
- clacker [the ~] zelfstandig naamwoord
die Rassel (Knarre; Klappe; Plappertasche; Hirschböcke)
the rattle
– a baby's toy that makes percussive noises when shaken ¹
- rattle [the ~] zelfstandig naamwoord
the toy
- toy [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
clacker	Klapper; Rassel
clapper	Klapper; Knarre; Rassel	Beifallgebender; Klapper; Kokosnuß
clatter	Klapper; Rassel	Geklapper; Geklirr; Gepolter
cracker	Klapper; Rassel	Best-seller; Erfolg; Gücksfall; Hit; Knallfrosch; Schlager; Schpitzenschlager; Treffer; gefundene fressen; glückliche Zufall
rattle	Hirschböcke; Klappe; Klapper; Knarre; Plappermaul; Plappertasche; Plaudertasche; Rammler; Rassel	Faselhans; Faseltante; Geröchel; Klatschbase; Klatschmaul; Quasselstrippe; Quasseltante; Röcheln; Schwätzerin; jemand der sehr viel Unsinn redet
tattler	Klapper; Rassel
tongue	Klapper; Knarre; Rassel	Rede; Riegel; Sprache
toy	Hirschböcke; Klappe; Knarre; Plappertasche; Rassel	Spielball; Spielzeug
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
clapper		hin und her schlagen; klappern; schnalzen
clatter		aufwinden; klöppeln; lärmen; poltern; schmettern; schnalzen; stampfen
rattle		ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; dröhnen; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klappern; klatschen; knarren; kommunizieren; konversieren; krachen; petzen; piepsen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; quietschen; reden; sagen; schnattern; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern

Rassel

noun

Rhythmusinstrument; Babyspielzeug, das durch Schütteln Geräusche erzeugt
- Rassel → rattle

Rassel

noun