Pracht in het Engels vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Pracht:
- splendour; glory; splendor; luxury; abundance; affluence; beauty; procession; grandeur; grandiosity; impressiveness; majesty; haughtiness; pride; ceremony; rite; opulence; wealth; richness
Wiktionary:
- Pracht → splendor, splendour, glory

Duits

Uitgebreide vertaling voor Pracht (Duits) in het Engels

Pracht:

Pracht [die ~] zelfstandig naamwoord

die Pracht (Prunk)
the splendour; the glory; the splendor
- splendour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
- glory [the ~] zelfstandig naamwoord
- splendor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
die Pracht (Luxus; Prunk; Überfluß; Stattlichkeit; Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Reichtum; Wonne; Wollust; Üppigkeit)
the luxury; the abundance; the affluence
- luxury [the ~] zelfstandig naamwoord
- abundance [the ~] zelfstandig naamwoord
- affluence [the ~] zelfstandig naamwoord
die Pracht (Schönheit; Hübschheit)
the beauty
- beauty [the ~] zelfstandig naamwoord
die Pracht (Prozession; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit)
the procession
- procession [the ~] zelfstandig naamwoord
die Pracht (Großartigkeit; Stolz; Herrlichkeit; Stattlichkeit)
the grandeur; the grandiosity; the impressiveness; the majesty; the haughtiness; the pride
- grandeur [the ~] zelfstandig naamwoord
- grandiosity [the ~] zelfstandig naamwoord
- impressiveness [the ~] zelfstandig naamwoord
- majesty [the ~] zelfstandig naamwoord
- haughtiness [the ~] zelfstandig naamwoord
- pride [the ~] zelfstandig naamwoord
die Pracht (Stattlichkeit; Zeremonie; Formalität; Feier; Vierung; Feierlichkeit; Prozession; Förmlichkeit; Festlichkeit)
the ceremony; the rite
- ceremony [the ~] zelfstandig naamwoord
- rite [the ~] zelfstandig naamwoord
die Pracht (Reichtum; Luxus)
the opulence; the wealth; the richness
- opulence [the ~] zelfstandig naamwoord
- wealth [the ~] zelfstandig naamwoord
- richness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Pracht:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
abundance	Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit	Fülle; Mannigfaltigkeit; Reichlichkeit; Stattlichkeit; Verschiedenartigkeit; Vielzahl; Üppigkeit
affluence	Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit	Erfolg; Gedeihen; Glück; Heil; Prosperität; Segen
beauty	Hübschheit; Pracht; Schönheit	Fähigkeit; Gescheitheit; Geschicklichkeit; Intelligenz; Klugheit
ceremony	Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Formalität; Förmlichkeit; Pracht; Prozession; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie	Aufführung; Auftritt; Aufzug; Bild; Bühne; Bühnenstück; Darstellung; Drama; Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Festumzug; Fete; Förmlichkeit; Glanz; Höflichkeit; Komödie; Konvoi; Lustspiel; Party; Prozession; Schaubühne; Schauspiel; Spiel; Stattlichkeit; Theater; Theaterstück; Umzug; Vierung; Vorführung; Vorstellung; Zeremonie
glory	Pracht; Prunk	Beliebtheit; Berühmtheit; Ehre; Glorie; Glück; Glückseligkeit; Großartigkeit; Herrlichkeit; Köstlichkeit; Popularität; Ruhm; Vortrefflichkeit; Wonne
grandeur	Großartigkeit; Herrlichkeit; Pracht; Stattlichkeit; Stolz
grandiosity	Großartigkeit; Herrlichkeit; Pracht; Stattlichkeit; Stolz
haughtiness	Großartigkeit; Herrlichkeit; Pracht; Stattlichkeit; Stolz	Anmassung; Anmaßung; Arroganz; Eitelkeit; Erhabenheit; Geschwollenheit; Hochmut; Hochmütigkeit; Hoffart; Selbstgefälligkeit; Stolz; Wichtigtuerei; Überheblichkeit
impressiveness	Großartigkeit; Herrlichkeit; Pracht; Stattlichkeit; Stolz
luxury	Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit	Luxusartikel
majesty	Großartigkeit; Herrlichkeit; Pracht; Stattlichkeit; Stolz
opulence	Luxus; Pracht; Reichtum
pride	Großartigkeit; Herrlichkeit; Pracht; Stattlichkeit; Stolz	Ehre; Ehrgefühl; Hochmut; Stolz
procession	Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Pracht; Prozession	Aufzug; Konvoi; Prozession; Umzug
richness	Luxus; Pracht; Reichtum	Reichtum
rite	Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Formalität; Förmlichkeit; Pracht; Prozession; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie	Ritus
splendor	Pracht; Prunk	Ehre; Funkeln; Glorie; Glänzen; Ruhm
splendour	Pracht; Prunk	Ehre; Funkeln; Glorie; Glänzen; Ruhm
wealth	Luxus; Pracht; Reichtum	Erfolg; Gedeihen; Geld; Geldbestand; Geldmittel; Glück; Heil; Kapital; Kapitalgut; Prosperität; Reichtum; Segen; Vermögen; große Summe Geld
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
abundance		alles mögliche; von allem etwas

Synoniemen voor "Pracht":

Aufwand; Luxus; Pomp; Wohlstand
Glanz; Herrlichkeit; Protz; Prunk
Glanz und Gloria; Ruhm

Wiktionary: Pracht

Pracht

noun

optisch überwältigender Zustand; enorme oder üppige Schönheit
- Pracht → splendor; splendour; glory

Remove Ads

Vertaal Pracht van Duits naar Engels

Uitgebreide vertaling voor Pracht (Duits) in het Engels

Pracht:

Pracht [die ~] zelfstandig naamwoord

die Pracht (Prunk)

die Pracht (Luxus; Prunk; Überfluß; Stattlichkeit; Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Reichtum; Wonne; Wollust; Üppigkeit)

die Pracht (Schönheit; Hübschheit)

die Pracht (Prozession; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit)

die Pracht (Großartigkeit; Stolz; Herrlichkeit; Stattlichkeit)

die Pracht (Stattlichkeit; Zeremonie; Formalität; Feier; Vierung; Feierlichkeit; Prozession; Förmlichkeit; Festlichkeit)

die Pracht (Reichtum; Luxus)

Vertaal Matrix voor Pracht:

Synoniemen voor "Pracht":

Wiktionary: Pracht