Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Nutzholz:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Nutzholz (Duits) in het Engels

Nutzholz:

Nutzholz [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Nutzholz (Bauholz)
    the timber; the timbre
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits

Vertaal Matrix voor Nutzholz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
timber Bauholz; Nutzholz Färbung; Gehölz; Holz; Holzware; Holzwerk; Hölzer; Klang; Klangfarbe; Laut; Timbre; Ton
timbre Bauholz; Nutzholz Färbung; Gehölz; Holz; Holzware; Holzwerk; Hölzer; Klang; Klangfarbe; Laut; Timbre; Ton
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
timber holzartig; holzig; hölzern
timbre holzartig; holzig; hölzern

Synoniemen voor "Nutzholz":