Landsitz in het Engels vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Landsitz:
- country estate; estate; landed property; country seat; immovables; real property; real estate; immovable

Duits

Uitgebreide vertaling voor Landsitz (Duits) in het Engels

der Landsitz (Landgut)
the country estate; the estate; the landed property
- country estate [the ~] zelfstandig naamwoord
- estate [the ~] zelfstandig naamwoord
- landed property [the ~] zelfstandig naamwoord
der Landsitz (Landgut)
the country seat
- country seat [the ~] zelfstandig naamwoord
der Landsitz (Immobilien; Gebäude; Haus; Grundstück; Landgut; Hof; Gut; Häuser; Güter; Höfe; Grundbesitz)
the immovables
- immovables [the ~] zelfstandig naamwoord
the real property; the real estate; the immovable
– property consisting of houses and land ¹
- real property [the ~] zelfstandig naamwoord
- real estate [the ~] zelfstandig naamwoord
- immovable [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
country estate	Landgut; Landsitz
country seat	Landgut; Landsitz
estate	Landgut; Landsitz	Bauerngehöft; Bauernhaus; Bauernhof; Erbe; Erbmasse; Erbschaft; Erbstück; Erbteil; Hinterlassenschaft; Nachlaß; Provinz; Vermächtnis; Villa
immovable	Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz	Grundbesitz; unbewegliche Güter
immovables	Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz
landed property	Landgut; Landsitz	Grundbesitz; Grundeigentum; Landbesitz; Landeigentum
real estate	Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz	Grundbesitz; unbewegliche Güter
real property	Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz	Eigentum an unbeweglichen Sachen; Grundbesitz; unbewegliche Güter
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
immovable		dickköpfig; eigenbrötlerisch; eigensinnig; eigenwillig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; unbeugsam; unbeweglich; widerborstig; widerspenstig; widerwillig