Kreuz in het Engels vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Kreuz:
- cross; shape of a cross; sign of the cross; clover; dagger; DAGGER; groin; crotch; balls; burden; weight
Wiktionary:
- Kreuz → club, interchange, back, small, Cross, cross, sharp, obelisk, incubus, dagger, clubs, anguish
- Kreuz → cross, calvary, agony, anguish

Duits

Uitgebreide vertaling voor Kreuz (Duits) in het Engels

Kreuz (Last; Kreuzform; Bürde)
the cross; the shape of a cross
- cross [the ~] zelfstandig naamwoord
- shape of a cross [the ~] zelfstandig naamwoord
Kreuz (Heimsuchung)
the cross; the sign of the cross
- cross [the ~] zelfstandig naamwoord
- sign of the cross [the ~] zelfstandig naamwoord
Kreuz
the clover
- clover [the ~] zelfstandig naamwoord
Kreuz
the dagger; the DAGGER
– The † character. ¹
- dagger [the ~] zelfstandig naamwoord
- DAGGER [the ~] zelfstandig naamwoord
Kreuz (Kreuz Anatomie)
the groin; the crotch; the balls
- groin [the ~] zelfstandig naamwoord
- crotch [the ~] zelfstandig naamwoord
- balls [the ~] zelfstandig naamwoord
Kreuz (Kreuzchen)
the cross
- cross [the ~] zelfstandig naamwoord
Kreuz (Bürde; Last; Schwere; Gewicht)
the burden; the weight
- burden [the ~] zelfstandig naamwoord
- weight [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
DAGGER	Kreuz
balls	Kreuz; Kreuz Anatomie	Bälle; Hoden; Kugeln
burden	Bürde; Gewicht; Kreuz; Last; Schwere	Anspannung; Bürde; Last; emotionale Spannung
clover	Kreuz	Klee
cross	Bürde; Heimsuchung; Kreuz; Kreuzchen; Kreuzform; Last	Kreuzbild; Kruzifix
crotch	Kreuz; Kreuz Anatomie	Kreuzzügel
dagger	Kreuz	Dolch
groin	Kreuz; Kreuz Anatomie	Leiste
shape of a cross	Bürde; Kreuz; Kreuzform; Last
sign of the cross	Heimsuchung; Kreuz	Kreuzeszeichen
weight	Bürde; Gewicht; Kreuz; Last; Schwere	Beladung; Belästigung; Frachtgut; Gewicht; Gewichtsklasse; Gewichtung; Ladung; Schwere; Stärke; Wert; Wichtigkeit; Überbelästigung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
burden		aufsatteln; auftragen; beauftragen; satteln
cross		behindern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; enttäuschen; ernüchtern; frustrieren; herüberfahren; hintertreiben; hinüberfahren; konterkarieren; überqueren; überschreiten
weight		Schwerer machen; beladen; belasten; beschweren; erschweren; schwerer machen; verstärken
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cross		ergrimmt; erzürnt; geladen; grimmig; sauer; verbissen; verückt; wütend; zornig; ärgerlich

Kreuz

noun

Farbe in mehreren Kartenspielen, die mit französischem Blatt gespielt werden können wie Skat, Doppelkopf, Schafkopf
- Kreuz → club
Kurzbezeichnung für: Autobahnkreuz, Eisenbahnkreuz, Drehkreuz im Luftverkehr
- Kreuz → interchange
umgangssprachlich: Bereich des Rückens
- Kreuz → back; small
Symbol
- Kreuz → Cross; cross
aus zwei sich schneidenden Linien bestehendes Zeichen
- Kreuz → Cross; cross
Marterpfahl mit einem Querbalken in der Antike
- Kreuz → Cross; cross
Musik: Zeichen zur Erhöhung eines Tones um einen Halbton „♯“
- Kreuz → sharp

Kreuz

noun

The dagger sign (†)
- obelisk → Kreuz
oppressive thing or person; a burden
- incubus → Kreuz; Last
a text character
- dagger → Totenkreuz; Kreuz
figuratively: difficult situation
- cross → Kreuz
definite: the cross on which Christ was crucified
- cross → Kreuz
in heraldry
- cross → Kreuz
geometrical figure
- cross → Kreuz
wooden post with a perpendicular beam, used for crucifixion
- cross → Kreuz
one of the four suits of playing cards, marked with the symbol ♣
- clubs → Treff; Kreuz
playing card symbol, ♣
- club → Kreuz
extreme pain
- anguish → Todesangst; Kreuz; Agonie

Cross Translation:

From	To	Via
• Kreuz	→ cross; calvary; agony; anguish	↔ doodsangst — dodelijke angst, hevig lijden
• Kreuz	→ cross	↔ croix — antiq\|fr sorte de gibet où l’on attachait, dans l’antiquité, certains criminels.