Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Kindheit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kindheit (Duits) in het Engels

Kindheit:

Kindheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kindheit (Kinderzeit; Kinderjahre)
    the childhood
  2. die Kindheit (Altersschwäche; Naivität)
    the dotage; the second childhood

Vertaal Matrix voor Kindheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
childhood Kinderjahre; Kinderzeit; Kindheit
dotage Altersschwäche; Kindheit; Naivität
second childhood Altersschwäche; Kindheit; Naivität

Synoniemen voor "Kindheit":

  • als Kind; junge Jahre; mit jungen Jahren; Lebensabschnitt

Wiktionary: Kindheit

Kindheit
noun
  1. Zeitraum im Leben eines Menschen von der Geburt bis zur Pubertät
Kindheit
noun
  1. time when one is a child
  2. (by extension) the early stages of development of something
  3. the state of being a child

Cross Translation:
FromToVia
Kindheit childhood; infancy enfance — jeunesse, état de celui qui est enfant