Duits

Uitgebreide vertaling voor Kaufhandel (Duits) in het Engels

Kaufhandel:

Kaufhandel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kaufhandel (Güterhandel; Handel)
    the market; the market place; the goods trade
  2. der Kaufhandel (Handwerk; Gewerbe; Wirtschaft; )
    the craft; the metier; the profession; the métier
    • craft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • metier [the ~] zelfstandig naamwoord
    • profession [the ~] zelfstandig naamwoord
    • métier [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Kaufhandel
    the salesmanship; the merchant skill

Vertaal Matrix voor Kaufhandel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
craft Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft Beruf; Berufsverband; Branche; Fach; Fahrzeug; Gemeinschaft; Genossenschaft; Gesellschaft; Gilde; Gruppe; Handwerksgilde; Klub; Korporation; Kreis; Metier; Runde; Verein; Vereinigung
goods trade Güterhandel; Handel; Kaufhandel
market Güterhandel; Handel; Kaufhandel Absatzgebiet; Effektenbörse; Einsparung; Kostenersparnis; Markt; Rückgang; Senkung; Verminderung; Verringerung
market place Güterhandel; Handel; Kaufhandel
merchant skill Kaufhandel
metier Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft
métier Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft Beruf; Branche; Fach; Metier
profession Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft Arbeit; Beruf; Branche; Fach; Job; Metier
salesmanship Kaufhandel

Computer vertaling door derden: