Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
booing
|
Johlen
|
|
boos
|
Johlen
|
|
derision
|
Gejohle; Gespött; Hohngelächter; Johlen; Lästerung; Schande; Schmähung; Spott; Verhöhnung; Verleumdung; Verspottung
|
Hohn; Schmach; Schmährede; Spottrede
|
hooting
|
Johlen
|
Hupfen
|
howling
|
Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei
|
Gebrüll; Gegröle; Geheul; Geheule; Gekreisch; Gepolter; Geschrei; Getobe; Getöse; Geweine; Gezeter; Jammern; Kreischen; Schluchzen; Schreien; Spektakel; Weinen; Windgetöse; Windheulen; Wolfsgeheul; Zetergeschrei
|
jeering
|
Gejohle; Gespött; Hohngelächter; Johlen; Lästerung; Schande; Schmähung; Spott; Verhöhnung; Verleumdung; Verspottung
|
Beleidigung; Beschimpfung; Gemecker; Genörgel; Geschimpf; Geschimpfe; Schimpferei; Schimpfwörter sagen; Schmähung; Verhöhnung
|
name-calling
|
Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei
|
|
roaring
|
Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei
|
Gebrüll; Gegröle; Geheule; Gekreisch; Gepolter; Geschrei; Getobe; Getöse; Gezeter; Kreischen; Schreien; Spektakel; Windgetöse; Windheulen; Zetergeschrei
|
scornful laughter
|
Gejohle; Gespött; Hohngelächter; Johlen; Lästerung; Schande; Schmähung; Spott; Verhöhnung; Verleumdung; Verspottung
|
|
shout
|
Johlen
|
|
yelling
|
Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei
|
Gebrüll; Gegröle; Gekreisch; Geschrei; Gezeter; Kreischen; Schreien; Spektakel; Zetergeschrei
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
shout
|
|
anreden; anrufen; ansprechen; bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; jauchzen; johlen; jubeln; kläffen; kreischen; lautauf schreien; lärmen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; weinen; wettern; wüten; zischen
|