Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Heimkehr:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Heimkehr (Duits) in het Engels

Heimkehr:

Heimkehr [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Heimkehr (Rückkehr; Heimreise; Rückwechsel; )
    the return; the homecoming
  2. die Heimkehr (Comeback; Rückkehr; Ankunft; )
    the comeback; the re-entry

Vertaal Matrix voor Heimkehr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
comeback Ankunft; Comeback; Heimkehr; Heimkunft; Heimkünfte; Heimreise; Rückkehr Rückkehr; Wiederaufleben
homecoming Ankunft; Comeback; Heimkehr; Heimkunft; Heimkünfte; Heimreise; Rückkehr; Rückwechsel Rückkehr
re-entry Ankunft; Comeback; Heimkehr; Heimkunft; Heimkünfte; Heimreise; Rückkehr
return Ankunft; Comeback; Heimkehr; Heimkunft; Heimkünfte; Heimreise; Rückkehr; Rückwechsel Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gegendienst; Gegenleistung; Gewinn; Nutzen; Profit; Rentabilität; Return; Revanchespiel; Rückerstattung; Rückgabe; Rückkehr; Rückspiel; Sinn; Verdienst
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
return kehren; rückerstatten; umdrehen; umkehren; umwenden; wiederkehren; zurückbringen; zurückerstatten; zurückgeben; zurückgehen; zurückgreifen; zurückkehren; zurückschaffen; zurückschicken; zurücksenden; zurückwerfen; zürückschicken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
return rückwärts; zurück

Synoniemen voor "Heimkehr":


Wiktionary: Heimkehr

Heimkehr
noun
  1. das Zurückkehren in die Heimat
Heimkehr
noun
  1. the act of returning home

Computer vertaling door derden: