Hausmeister in het Engels vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Hausmeister:
- janitor; hall porter; caretaker; doorkeeper; attendants; caretakers
Wiktionary:
- Hausmeister → caretaker, janitor, custodian, concierge
- Hausmeister → concierge, porter, caretaker, janitor

Duits

Uitgebreide vertaling voor Hausmeister (Duits) in het Engels

der Hausmeister (Pförtner; Portier; Hauswart; Schließer; Schlag; Hauswirt)
the janitor; the hall porter; the caretaker; the doorkeeper
- janitor [the ~] zelfstandig naamwoord
- hall porter [the ~] zelfstandig naamwoord
- caretaker [the ~] zelfstandig naamwoord
- doorkeeper [the ~] zelfstandig naamwoord
der Hausmeister
the caretaker
- caretaker [the ~] zelfstandig naamwoord
der Hausmeister
the attendants
- attendants [the ~] zelfstandig naamwoord
der Hausmeister
the caretakers
- caretakers [the ~] zelfstandig naamwoord
der Hausmeister
the janitor
– someone employed to clean and maintain a building ¹
- janitor [the ~] zelfstandig naamwoord
der Hausmeister (Concierges)
the caretakers; the attendants
- caretakers [the ~] zelfstandig naamwoord
- attendants [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
attendants	Concierges; Hausmeister	Aufpasser; Aufseher; Babysitter
caretaker	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Aufseher; Betreuer; Betreuerin; Tierpfleger
caretakers	Concierges; Hausmeister
doorkeeper	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Portier
hall porter	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer
janitor	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer

Abwart; Hausbesorger; Hausbetreuer; Hauswart; Anstellung; Arbeit; Beruf; Beschäftigung; Gewerbe; Job; Maloche; Profession; Tätigkeit

Hausmeister

noun

Hausmeister

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Hausmeister	→ concierge; porter; caretaker	↔ conciërge — een huisbewaarder, een toezichter in een gebouw
• Hausmeister	→ caretaker; janitor	↔ concierge — Celui, celle qui a la garde d’un immeuble.