Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Guß (Duits) in het Engels

Guß:

Guß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Guß (Form; Abdruck; Gips)
    the gypsum; the cast; the casting
    • gypsum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cast [the ~] zelfstandig naamwoord
    • casting [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Guß (Glasur)
    the enamel; the glazing
    • enamel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • glazing [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Guß (Gußstück)
    the casting
    • casting [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Guß (Schwall)
    the splash
    • splash [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Guß (Gußform; Aufguß; Abdruck; Abguß)
    the mold; the casting mould

Vertaal Matrix voor Guß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cast Abdruck; Form; Gips; Guß Gips; Gipsbinde; Gipsverband; Werfen; Wurf
casting Abdruck; Form; Gips; Guß; Gußstück Rollenbesetzung; Rollenverteilung; Schmeißen
casting mould Abdruck; Abguß; Aufguß; Guß; Gußform Gießform; Gußform
enamel Glasur; Guß Zahnschmelz
glazing Glasur; Guß Glas einsetzen
gypsum Abdruck; Form; Gips; Guß Gips
mold Abdruck; Abguß; Aufguß; Guß; Gußform Giessform; Gießform; Gußform; Matrix
splash Guß; Schwall Klecks; Plumps; Schuß; Spritzer; Spur; Tüpfel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cast abwerfen; schmeißen; umwandeln
enamel munkeln; murmeln
splash aufspritzen; planschen; platschen; plumpsen; plätschern; spritzen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cast bezaubert