Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Großmaul (Duits) in het Engels

Großmaul:

Großmaul [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Großmaul (Angeber; Schwätzer; Wichtigtuer; )
    the boaster; the braggart
    • boaster [the ~] zelfstandig naamwoord
    • braggart [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Großmaul (Aufschneider; Angeber; Prahler; Großsprecher)
    the braggart; the boaster; the tinhorn
    • braggart [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boaster [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tinhorn [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. Großmaul (Wichtigtuer; Angeber; Schwätzer; )
    the fussbudget; the show-off
  4. Großmaul (Prahler; Prahlhans)
    the a queer bird; the foreign chap; the a character; the funny old bird

Großmaul [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Großmaul (Schreihals; Schreier; Großmäuler; Heulpeter)
    the bawler; the squaller; the crybaby
    • bawler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • squaller [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crybaby [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Großmaul:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
a character Großmaul; Prahler; Prahlhans
a queer bird Großmaul; Prahler; Prahlhans
bawler Großmaul; Großmäuler; Heulpeter; Schreier; Schreihals Aufschneider; Großsprecher
boaster Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Prahler; Schwätzer; Wichtigtuer Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Geruchmacher; Großsprecher; Prahler
braggart Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Prahler; Schwätzer; Wichtigtuer Dicktuer; Geruchmacher; Getratsch; Klatscherei; Prahlhans; Protz; Wichtigtuer; gauner
crybaby Großmaul; Großmäuler; Heulpeter; Schreier; Schreihals
foreign chap Großmaul; Prahler; Prahlhans
funny old bird Großmaul; Prahler; Prahlhans
fussbudget Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Prahler; Schwätzer; Wichtigtuer
show-off Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Prahler; Schwätzer; Wichtigtuer Arbeitstier; Arschkrieger; Geruchmacher; Großtuer; Kriecher; Protz; Schleicher; Speichellecker; Wichtigtuer
squaller Großmaul; Großmäuler; Heulpeter; Schreier; Schreihals
tinhorn Angeber; Aufschneider; Großmaul; Großsprecher; Prahler

Synoniemen voor "Großmaul":


Wiktionary: Großmaul

Großmaul
noun
  1. Person, die den Mund zu voll nehmen; Angeber
Großmaul
noun
  1. one who talks too much or too loudly
  2. person who has such a "big mouth"

Computer vertaling door derden: