Duits

Uitgebreide vertaling voor Gesudel (Duits) in het Engels

Gesudel:

Gesudel [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gesudel (Gepfusche; Geschmiere)
    the messing; the muddling; the bungling; the botching
    • messing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • muddling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bungling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • botching [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Gesudel (Pfuscherei; Geschmiere; Gequake; Gepfusche)
    the muddling; the bungling; the messing; the dredging
    • muddling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bungling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • messing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dredging [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. Gesudel (Schmiererei; Geschmiere; Sudelei)
    the mess up
    • mess up [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. Gesudel (Geschmiere; Schmiererei; Sudelei; Kleckserei)
    the staining; the daubing
    • staining [the ~] zelfstandig naamwoord
    • daubing [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. Gesudel (Sudelei; Schmiererei; Schererei; Geschmiere)
    the mess; the messing about

Vertaal Matrix voor Gesudel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
botching Gepfusche; Geschmiere; Gesudel Gepfusche; Gestümper
bungling Gepfusche; Gequake; Geschmiere; Gesudel; Pfuscherei Chaos; Durcheinander; Gepfusche; Geschmier; Gestümper; Pfusch; Pfuscharbeit; Pfuscherei; Pfuschwerk; Rummel; Schluderarbeit; Schummelei; Schwindel; Schwindelei; Stümperei; Veruntreuung; Wirrwarr; tüftelige Arbeit
daubing Geschmiere; Gesudel; Kleckserei; Schmiererei; Sudelei
dredging Gepfusche; Gequake; Geschmiere; Gesudel; Pfuscherei Baggern
mess Geschmiere; Gesudel; Schererei; Schmiererei; Sudelei Anhäufung; Aufhäufung; Bauernfängerei; Betrug; Betrügerei; Chaos; Durcheinander; Fälschung; Geschmier; Getue; Gewirr; Kram; Krempel; Mühe; Nepp; Pfuscherei; Pfuschwerk; Plunder; Rommel; Rummel; Sammelsurium; Sauerei; Sauwirtschaft; Scherereien; Schiebung; Schmiererei; Schutthaufen; Schweinerei; Schwindel; Schwindelei; Sudelei; Trara; Trümmerhaufen; Umstände; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr; viel Mühe
mess up Geschmiere; Gesudel; Schmiererei; Sudelei
messing Gepfusche; Gequake; Geschmiere; Gesudel; Pfuscherei Gepfusche; Geschmier; Gestümper; Pfuscherei; Pfuschwerk; Schummelei; Schwindel; Schwindelei; Veruntreuung
messing about Geschmiere; Gesudel; Schererei; Schmiererei; Sudelei Herumkramen; Romoren
muddling Gepfusche; Gequake; Geschmiere; Gesudel; Pfuscherei Gepfusche; Geschmier; Gestümper
staining Geschmiere; Gesudel; Kleckserei; Schmiererei; Sudelei Anstreichen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mess abtropfen; auslecken; beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; durchsickern; fummeln; herauströpfeln; kleckern; laufen; manschen; panschen; pfuschen; schmieren; schweinigeln; sickern; stümpern; triefen; tropfen; tröpfeln; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschmutzen; verschwenden; vertun; verunreinigen
mess up abnehmen; durcheinander liegen; fertigmachen; ruinieren; verderben; verkommen; verpesten; verseuchen; zerstören; zurückgehen; zurücklaufen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bungling stümperhaft

Synoniemen voor "Gesudel":