Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Geschäft

Vertaal Geschäft van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Geschäft:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Geschäft (Duits) in het Engels

Geschäft:

Geschäft [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Geschäft
    the shop
    • shop [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Geschäft
    the business
    – An entity that provides goods and/or services to others. 1
    • business [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. Geschäft (Laden; Handelsbetrieb)
    the business; the occupation; the employment
  4. Geschäft (Transaktion; Handel; Geschäfte)
    the transaction; the deal; the bargain
    • transaction [the ~] zelfstandig naamwoord
    • deal [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bargain [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. Geschäft (Lager; Warenhaus; Kaufhaus; )
    the warehouse; the storehouse; the store; the shed
    • warehouse [the ~] zelfstandig naamwoord
    • storehouse [the ~] zelfstandig naamwoord
    • store [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shed [the ~] zelfstandig naamwoord
    the depot
    – a depository for goods 2
    • depot [the ~] zelfstandig naamwoord

Geschäft

  1. Geschäft
    the Business
    – A field that contains a contact's business phone number. 1
    • Business [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geschäft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Business Geschäft
bargain Geschäft; Geschäfte; Handel; Transaktion Abhandeln; Abmarkten; Angebot; Gelegenheitskauf; Offerte; Okkasion; Schachern; Schnäppchen; Unterredung; Verhandlung; Vorschlag
business Geschäft; Handelsbetrieb; Laden Affäre; Angelegenehiten; Angelegenheit; Begebenheit; Betrieb; Eintreten; Ereignis; Firma; Frage; Genossenschaft; Geschehen; Geschäfte; Geschäftsbetrieb; Gesellschaftsfirma; Handel; Handelsunternehmen; Handelsware; Holding; Holdinggesellschaft; Kaufware; Kommerzie; Sache; Unternehmen; Volkswirtschaft; Vorfall; Vorgang; Wirtschaft; Ökonomie
deal Geschäft; Geschäfte; Handel; Transaktion
depot Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager Bahnhof; Gewehrmagazin; Haltestelle; Lager; Lagerpaltz; Magazin; Rundfunkstation; Speiseschrank; Vorratsschrank
employment Geschäft; Handelsbetrieb; Laden Anstellung; Arbeit; Arbeitsbeschaffung; Arbeitsplätze; Beruf; Beschäftigung; Einstellen; Engagieren; Fach
occupation Geschäft; Handelsbetrieb; Laden Arbeit; Beruf; Besatzung; Beschäftigung; Besetzung; Besitzergreifung; Bewohnung; Einnahme; Einverleibung; Eroberung; Fach
shed Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager Armenviertel; Baracke; Barackenviertel; Baubaracke; Baubude; Bauhütte; Bruchbude; Bude; Elendviertel; Hütte; Kuhstall; Scheune; Schirmdach; Schuppen; Schutzdach; Slum; Vordach
shop Geschäft Betrieb; Firma; Geschäftsbetrieb; Handelsunternehmen; Holding; Holdinggesellschaft; Unternehmen
store Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager Gewehrmagazin; Lager; Lagerpaltz; Lagerraum; Magazin; Speicher; Speiseschrank; Vorratsschrank
storehouse Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager Lager; Magazin
transaction Geschäft; Geschäfte; Handel; Transaktion Buchung; Transaktion
warehouse Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager Gewehrmagazin; Güterschuppen; Lager; Lagerort; Lagerpaltz; Magazin; Speiseschrank; Vorratsschrank
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bargain abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln; unterhandeln
deal agieren; handeln; tun
shed gießen; kleckern; vergeuden; vergießen; verschwenden; vertun
shop einkaufen
store ablegen; abschießen; abstellen; archivieren; auf die Seite legen; aufbewahren; aufheben; beiseite legen; bergen; betten; bewahren; deponieren; einstallen; einstellen; fortsetzen; hamstern; hinlegen; horten; in den Stall bringen; lagern; speichern; unterstellen; weglegen; wegräumen; wegschließen; zurücklegen

Synoniemen voor "Geschäft":


Wiktionary: Geschäft

Geschäft
noun
  1. Räumlichkeiten, in denen Waren zum Verkauf gehandelt werden
  2. ohne Plural: Gewinn oder Ertrag aus einer Transaktion
  3. kaufmännische (meist private) Gesellschaft; gewerbliches Unternehmen
  4. gewinnorientierte Unternehmung; kaufmännische Transaktion; Austausch von Gütern und Dienstleistungen
Geschäft
noun
  1. slang: excrement
  2. commercial, industrial or professional activity
  3. commercial enterprise or establishment
  4. establishment that sells goods
  5. instance of buying or selling
  6. deal or business agreement
Cross Translation:
FromToVia
• Geschäft → shop ↔ winkel — plaats waar koopwaar wordt verkocht
• Geschäft → deal ↔ affaire — convention, marché, transaction commerciale

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Geschäft







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0374 seconde
Page rendered in 1.0 seconds