Genugtuung in het Engels vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Genugtuung:
- settlement; satisfaction; gratification; appeasement; sufficiency; content; atonement; penance
Wiktionary:
- Genugtuung → satisfaction

Duits

Uitgebreide vertaling voor Genugtuung (Duits) in het Engels

die Genugtuung
the settlement
- settlement [the ~] zelfstandig naamwoord
die Genugtuung (Befriedigung; Erfüllung)
the satisfaction; the gratification; the appeasement; the sufficiency
- satisfaction [the ~] zelfstandig naamwoord
- gratification [the ~] zelfstandig naamwoord
- appeasement [the ~] zelfstandig naamwoord
- sufficiency [the ~] zelfstandig naamwoord
die Genugtuung (Erfüllung; Befriedigung)
the satisfaction; the content
- satisfaction [the ~] zelfstandig naamwoord
- content [the ~] zelfstandig naamwoord
die Genugtuung (Bussestrafe; Pönitenz; Prüfung; Versuchung; Buße; Sühne; Feuerprobe; Sühnung)
the atonement; the penance
- atonement [the ~] zelfstandig naamwoord
- penance [the ~] zelfstandig naamwoord
die Genugtuung (Zufriedenstellung; Wiedergutmachungsleistung)
the satisfaction
- satisfaction [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
appeasement	Befriedigung; Erfüllung; Genugtuung	Abhilfe; Absetzung; Aufhellung; Aufklärung; Aufnahme; Aufwartung; Aushilfe; Ausschüttung; Ausspannung; Beruhigung; Enthebung; Entladung; Entspannung; Erholung; Erleichterung; Zerstreuung
atonement	Bussestrafe; Buße; Feuerprobe; Genugtuung; Prüfung; Pönitenz; Sühne; Sühnung; Versuchung
content	Befriedigung; Erfüllung; Genugtuung	Inhalt
gratification	Befriedigung; Erfüllung; Genugtuung
penance	Bussestrafe; Buße; Feuerprobe; Genugtuung; Prüfung; Pönitenz; Sühne; Sühnung; Versuchung	Buße
satisfaction	Befriedigung; Erfüllung; Genugtuung; Wiedergutmachungsleistung; Zufriedenstellung	Genügsamkeit; Sympathie; Vergnügen; Wohlgefallen; Wohlwollen; Zufriedenheit
settlement	Genugtuung	Abkommen; Abmachung; Abrechnen; Abrechnung; Abtragen; Abzahlen; Anordnung; Ansiedlung; Ausgleich; Begleichung; Beibezahlen; Beilegung; Besiedlung; Bestimmung; Definition; Einhämmern eines Bolzens; Einigung; Erledigung; Errichtung; Fügung; Gründung; Kolonisation; Kompromiß; Niederlassung; Ordnung; Regeln; Regelung; Regulierung; Schlichtung; Schuld begleichen; Siedlung; Standort; Urbarmachung; Vereinbarung; Verfügung; Vergleich; Verrechnung; Zahlen; Zahlung; Zubezahlen
sufficiency	Befriedigung; Erfüllung; Genugtuung

Genugtuung

noun

das Gefühl, das Richtige und Notwendige getan zu haben
- Genugtuung → satisfaction