Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Güter

Vertaal Güter van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Güter:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Güter (Duits) in het Engels

Güter:

Güter [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Güter (Ware; Handelsware)
    the wares; the commodities; the goods; the merchandise
  2. die Güter (Handelsgüter; Ware; Handelsware; Kaufware)
    the commodities
  3. die Güter (Sachen; Dinge; Dinger; )
    the things; the items; the stuff; the goods; the articles
    • things [the ~] zelfstandig naamwoord
    • items [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stuff [the ~] zelfstandig naamwoord
    • goods [the ~] zelfstandig naamwoord
    • articles [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Güter (Immobilien; Gebäude; Haus; )
    the immovables
    the real property; the real estate; the immovable
    – property consisting of houses and land 1
  5. die Güter (Handelsware; Ware; Kaufware; Handelsgüter)
    the consumer goods

Güter [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Güter (Besitztümer)
    the possesions; the worldly goods; the stuff; the things; the bits and pieces; the bits & pieces

Vertaal Matrix voor Güter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
articles Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Artikel; Handelsware; Kaufware
bits & pieces Besitztümer; Güter Schnippel; kleine Stücke
bits and pieces Besitztümer; Güter Schnippel; kleine Stücke
commodities Güter; Handelsgüter; Handelsware; Kaufware; Ware Besitztum; Eigentum; Recht
consumer goods Güter; Handelsgüter; Handelsware; Kaufware; Ware Gebrauchsgüter; Gebrauchswaren; Konsumgüter; Verbrauchsgut; Verbrauchsgüter
goods Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Handelsware; Inventar; Sachen; Ware; Zeug Artikel; Handelsware; Kaufware
immovable Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz Grundbesitz; unbewegliche Güter
immovables Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz
items Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
merchandise Güter; Handelsware; Ware Artikel; Handelsgüter; Handelsware; Kaufware
possesions Besitztümer; Güter
real estate Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz Grundbesitz; unbewegliche Güter
real property Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz Eigentum an unbeweglichen Sachen; Grundbesitz; unbewegliche Güter
stuff Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Artikel; Handelsware; Hasch; Haschisch; Kannabis; Kaufware; Materie; Schotter; Split; Steinschlag; Steinschläge; Stuff; Zeug
things Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Kleider; Kleidung; Zeug
wares Güter; Handelsware; Ware Artikel; Handelsware; Kaufware
worldly goods Besitztümer; Güter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stuff ausstopfen; hineinstopfen; pfropfen; präparieren; stauen; stopfen; vollstopfen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
immovable dickköpfig; eigenbrötlerisch; eigensinnig; eigenwillig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; unbeugsam; unbeweglich; widerborstig; widerspenstig; widerwillig

Synoniemen voor "Güter":

  • Waren

Wiktionary: Güter

Güter
noun
  1. that which is produced, traded, bought or sold

Verwante vertalingen van Güter







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0779 seconde
Page rendered in 1.0 seconds