Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Flucht

Vertaal Flucht van Duits naar Engels

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Flucht:
- breakout; escaping; break; escape; getting away; jailbreak; flight
Wiktionary:
- Flucht → escape, flight
- Flucht → flight, run, escape, evasion

Duits

Uitgebreide vertaling voor Flucht (Duits) in het Engels

Flucht:

Flucht [die ~] zelfstandig naamwoord

die Flucht (Ausbruch; Entkommen; Entwischen)
the breakout; the escaping; the break; the escape; the getting away; the jailbreak
- breakout [the ~] zelfstandig naamwoord
- escaping [the ~] zelfstandig naamwoord
- break [the ~] zelfstandig naamwoord
- escape [the ~] zelfstandig naamwoord
- getting away [the ~] zelfstandig naamwoord
- jailbreak [the ~] zelfstandig naamwoord
the flight
– the act of escaping physically ¹
- flight [the ~] zelfstandig naamwoord
  - his flight was an indication of his guilt¹

Vertaal Matrix voor Flucht:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
break	Ausbruch; Entkommen; Entwischen; Flucht	Arbeitspause; Ausspannung; Bruch; Entspannung; Erholung; Erholungspause; Essenszeit; Fraktur; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Spielzeit; Unterbrechung
breakout	Ausbruch; Entkommen; Entwischen; Flucht
escape	Ausbruch; Entkommen; Entwischen; Flucht
escaping	Ausbruch; Entkommen; Entwischen; Flucht
flight	Ausbruch; Entkommen; Entwischen; Flucht	Flug; Flugreise; Treppenlauf
getting away	Ausbruch; Entkommen; Entwischen; Flucht
jailbreak	Ausbruch; Entkommen; Entwischen; Flucht
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
break		aufbrechen; beschädigen; brechen; dämmern; einwerfen; entweihen; entzwei gehen; in Stücke brechen; kaput machen; kaputt gehen; kaputtmachen; kaputtschlagen; knacken; sabotieren; sich schlecht benehmen; tagen; vorsätzlich kaputtmachen; zerbrechen; zerschlagen; zerstören; zertrümmern
escape		ausbrechen; ausreißen; aussteigen; davoneilen; durchbrennen; entfahren; entfliehen; entgehen; entkommen; entweichen; entwischen; fliehen; flüchten; fortrennen

Synoniemen voor "Flucht":

Abhauen; Durchbrennen; Entkommen; Fliehen
Winkelzug

Wiktionary: Flucht

Flucht

noun

rasches entfliehen von einer Sache, die Gefahr oder Unglück verheißen
- Flucht → escape

Flucht

noun

act of fleeing
- flight → Flucht
act of leaving a dangerous or unpleasant situation
- escape → Flucht

Cross Translation:

From	To	Via
• Flucht	→ flight; run	↔ fuite — Action de fuir
• Flucht	→ escape; evasion	↔ évasion — Action de s’évader.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University