Flaute in het Engels vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Flaute:
- decline; relapse; caving in; falling down; collapse; fall; collapsing; sagging; calm
Wiktionary:
- Flaute → slack period, lull, slackness, calm

Duits

Uitgebreide vertaling voor Flaute (Duits) in het Engels

Flaute:

Flaute [die ~] zelfstandig naamwoord

die Flaute (Rückfall; Zusammenbruch; Depression; Schwäche; Rückgang; Einstürzen; Einsturz; Niedergang)
the decline; the relapse; the caving in; the falling down; the collapse; the fall; the collapsing; the sagging
- decline [the ~] zelfstandig naamwoord
- relapse [the ~] zelfstandig naamwoord
- caving in [the ~] zelfstandig naamwoord
- falling down [the ~] zelfstandig naamwoord
- collapse [the ~] zelfstandig naamwoord
- fall [the ~] zelfstandig naamwoord
- collapsing [the ~] zelfstandig naamwoord
- sagging [the ~] zelfstandig naamwoord
die Flaute (Kalme)
the calm
- calm [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Flaute:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
calm	Flaute; Kalme	Gemütsruhe
caving in	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Einbruch; Einsturz; Zusammenbruch; Zusammensturz
collapse	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Aufgeben; Einbruch; Einsturz; Einstürzen; Fall; Hinfallen; Nachgeben; Niederfallen; Zusammenbruch; Zusammensturz
collapsing	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Abrutschen; Einbruch; Einsinken; Einsturz; Einstürzen; Sinken; Zurückfallen; Zusammenbrechen; Zusammenbruch; Zusammensturz; stark im Wert fallen
decline	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Abnahme; Bodensenkung; Dekadenz; Einsenkung; Entartung; Fallen; Mulde; Niedergang; Niederung; Rückgang; Schrumpfung; Senke; Senkung; Sinken; Untergang; Verfall
fall	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Abnahme; Baisse; Einstürzen; Ermäßigung; Fallen; Herabsetzung; Herbst; Herbstzeit; Hinfallen; Konjunkturrückgang; Nachlaß; Niederfallen; Preissenkung; Rabatt; Reduktion; Reduzierung; Rezession; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Skonto; Stürzen; Verminderung; Verringerung; während der Landung aufsetzen
falling down	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Einstürzen; Hinfallen; Niederfallen
relapse	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Rezidiv; Rückfall
sagging	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Einsturz; Fall; Zusammenbruch; Zusammensturz
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
calm		beruhigen; lindern
collapse		abnehmen; auflösen; aufteilen; auseinanderfallen; einsacken; einsinken; einstürzen; erliegen; herauslösen; herunterstürzen; hinunterstürzen; lösen; reduzieren; rücklaufen; spalten; trennen; unterliegen; versinken; zerfallen; zerlegen; zersetzen; zu Grunde gehen; zusammenbrechen; zusammenfallen; zusammensinken; zusammenstürzen
decline		abbauen; ablehnen; abschlagen; abschwächen; abstoßen; abwandeln; abweisen; abändern; ausschlagen; beugen; deklinieren; fallen; fortnehmen; geringer werden; herabmindern; herabsetzen; konjugieren; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verbeugen; vergehen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; verwerfen; wegnehmen; weniger werden; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen; zurückweisen; zusammengehen
fall		abrutschen; aus Zink; ausrutschen; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; enden; entschlafen; fallen; fliegen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; hinein fallen; hinein stürzen; hinfallen; hingelangen; hinkommen; im Sterben liegen; kippen; purzeln; sausen; schmeißen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; sterben; stolpern; straucheln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen; umkommen; untergehen; versenken; versinken; verzinken; werfen; zinken; zugrunde gehen
relapse		einsacken; einsinken; einstürzen; zusammenbrechen; zusammenfallen; zusammensinken; zusammenstürzen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
calm		entgegenkommend; freundlich; freundschaftlich; friedfertig; friedlich; friedliebend; fügsam; geduldig; gelassen; geruhsam; gleichmütig; herzlich; jovial; kalm; langmütig; leise; liebenswürdig; passiv; ruhig; sanft; seren; sich fügend; still; sympathisch; unbesorgt; unbewegt; völlig windstill; windstill; zugänglich

Synoniemen voor "Flaute":

Abschwung; kontraktive Phase; Rezession; stark negatives Wirtschaftswachstum; starker Konjunkturrückgang; Epoche; Periode; Phase; Zeitabschnitt; Ära

Wiktionary: Flaute

Flaute

noun

Wirtschaft: geringe Nachfrage
- Flaute → slack period; lull
Stimmungstief, Motivationsschwäche
- Flaute → slackness
Meteorologie: Windstille
- Flaute → calm; lull

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal Flaute van Duits naar Engels

Uitgebreide vertaling voor Flaute (Duits) in het Engels

Flaute:

Flaute [die ~] zelfstandig naamwoord

die Flaute (Rückfall; Zusammenbruch; Depression; Schwäche; Rückgang; Einstürzen; Einsturz; Niedergang)

die Flaute (Kalme)

Vertaal Matrix voor Flaute:

Synoniemen voor "Flaute":

Wiktionary: Flaute