Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Fest:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fest (Duits) in het Engels

Fest:

Fest [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Fest (Festessen; Bankett; festlicheMaal; Galadiner)
    the party; the feast; the celebration; the treat
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
    • feast [the ~] zelfstandig naamwoord
    • celebration [the ~] zelfstandig naamwoord
    • treat [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Fest (Festlichkeit)
    the party; the celebration; the festivity
  3. Fest (Festlichkeit)
    the celebration; the bash; the feast; the feasting
    • celebration [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • feast [the ~] zelfstandig naamwoord
    • feasting [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. Fest (Festival; Musikfest)
    the festival; the feast-day; the feast
    • festival [the ~] zelfstandig naamwoord
    • feast-day [the ~] zelfstandig naamwoord
    • feast [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. Fest (Jahresfest; Feiertag; Festtag; Feier; Geburtstag)
    the anniversary

Vertaal Matrix voor Fest:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anniversary Feier; Feiertag; Fest; Festtag; Geburtstag; Jahresfest Feier zum Jahrfünft; Geburtstag; Jubiläum; Jubiläumsfeier; Lustrum
bash Fest; Festlichkeit Fete; Party
celebration Bankett; Fest; Festessen; Festlichkeit; Galadiner; festlicheMaal Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Party; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie
feast Bankett; Fest; Festessen; Festival; Festlichkeit; Galadiner; Musikfest; festlicheMaal Abendessen; Bankett; Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festessen; Festlichkeit; Festmahl; Fete; Freudenfest; Galadiner; Party; Souper; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie; festliche Essen
feast-day Fest; Festival; Musikfest
feasting Fest; Festlichkeit Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Geschlemme; Party; Schlemmern; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie
festival Fest; Festival; Musikfest
festivity Fest; Festlichkeit Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Freudenfest; Party; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie
party Bankett; Fest; Festessen; Festlichkeit; Galadiner; festlicheMaal Ansammlung; Begleitung; Empfänge; Ensemble; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Gemeinde; Gesellschaft; Gruppe; Haufen; Horde; Klasse; Menge; Partei; Party; Schar; Schub; Stamm; Stattlichkeit; Team; Trupp; Truppe; Vierung; Zeremonie; Zusammenrottung; politische Gruppierung; politische Partei
treat Bankett; Fest; Festessen; Galadiner; festlicheMaal Bewirtung; Empfang; Leckerbissen; Rezeption
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
feast ausgehen; bummeln; einFestfeiern; feiern; gehen; genießen; im Schritt gehen; ludern; schleckern; schlemmen; schmausen; schreiten; stapfen; steigen; zelebrieren
party einFestfeiern; feiern; zelebrieren
treat austeilen; begegnen; behandeln; bewirten; distribuieren; ehren; einen ausgeben; einladen auf; feiern; festlich bewirten; spendieren; versorgen; verteilen

Synoniemen voor "Fest":


Wiktionary: Fest

Fest
noun
  1. größere Feier
Fest
noun
  1. social gathering for entertainment and fun
  2. social gathering

Cross Translation:
FromToVia
Fest party feest — een vermakelijke en vreugdevolle sociale gelegenheid

Verwante vertalingen van Fest