Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Camper:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Camper (Duits) in het Engels

Camper:

Camper [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Camper (Campingbus; Wohnmobil; Wohnwagen)
    the mobile home; the camper

Vertaal Matrix voor Camper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
camper Camper; Campingbus; Wohnmobil; Wohnwagen Campinggast; Campinggastin; Wohnwagen; Zelter
mobile home Camper; Campingbus; Wohnmobil; Wohnwagen Wohnwagen; Wohnwagen mit festem Standplatz

Synoniemen voor "Camper":


Wiktionary: Camper

Camper
noun
  1. Person, die campen, die für eine gewisse Zeit in einem Zelt, Wohnmobil/Wohnwagen lebt

Cross Translation:
FromToVia
Camper camper kampeerder — iemand die, gewoonlijk tijdens de vakantie, in een tent bivakkeert