Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Befehlshaber:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Befehlshaber (Duits) in het Engels

Befehlshaber:

Befehlshaber [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Befehlshaber (Autorität; Kapazität)
    the authorities; the establishment; the power

Vertaal Matrix voor Befehlshaber:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
authorities Autorität; Befehlshaber; Kapazität Behörde; Machthaber; Staat; Öffentliche Hand
establishment Autorität; Befehlshaber; Kapazität Anordnung; Bestimmung; Definition; Errichtung; Grundlegung; Gründung; Niederlassung; Ordnung; Organ; Stiftung; System; Verordnung
power Autorität; Befehlshaber; Kapazität Ansehen; Arbeitskraft; Autorisation; Autorität; Befugnis; Befugt sein; Bevollmächtigung; Dynamik; Energie; Ermächtigung; Fähigkeit; Geschwindigkeit; Herrschaft; Kapazität; Kraft; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Macht; Mächte; Obrigkeit; Schnellheit; Strom; Stärke; Vermögen; Vollmacht; Zuständigkeit; elektrischer Strom

Synoniemen voor "Befehlshaber":


Wiktionary: Befehlshaber

Befehlshaber
noun
  1. One who exercises control and direction of a military or naval organization