Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Bauzaun

Vertaal Bauzaun van Duits naar Engels

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Bauzaun:
- hoarding; fence; fencing; hurdle; lattice-works; trellis work

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bauzaun (Duits) in het Engels

Bauzaun:

Bauzaun [der ~] zelfstandig naamwoord

der Bauzaun (Bretterzaun; Zaun; Umzäunung; Holzwall; Gatter; Einzäunung)
the hoarding; the fence; the fencing; the hurdle; the lattice-works; the trellis work
- hoarding [the ~] zelfstandig naamwoord
- fence [the ~] zelfstandig naamwoord
- fencing [the ~] zelfstandig naamwoord
- hurdle [the ~] zelfstandig naamwoord
- lattice-works [the ~] zelfstandig naamwoord
- trellis work [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bauzaun:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fence	Bauzaun; Bretterzaun; Einzäunung; Gatter; Holzwall; Umzäunung; Zaun	Abtrennung; Balustrade; Bucht; Drahtgitter; Einzäunung; Gatter; Gitter; Gittertür; Gitterumzäunung; Gitterzaun; Gitterzäune; Handler im gestohlener Waren; Hehler; Umgitterung; Umzäunung; Vergitterung; Zaun; vergitterung
fencing	Bauzaun; Bretterzaun; Einzäunung; Gatter; Holzwall; Umzäunung; Zaun	Abtrennung; Abzaunung; Begrenzung; Drahtgitter; Einzäunung; Gatter; Gitter; Gitterumzäunung; Gitterzaun; Umgitterung; Umzäunung; Unterschlagung; Vergitterung; Veruntreuung; Zaun
hoarding	Bauzaun; Bretterzaun; Einzäunung; Gatter; Holzwall; Umzäunung; Zaun
hurdle	Bauzaun; Bretterzaun; Einzäunung; Gatter; Holzwall; Umzäunung; Zaun	Hindernis; Hürde; Hürdenlauf
lattice-works	Bauzaun; Bretterzaun; Einzäunung; Gatter; Holzwall; Umzäunung; Zaun	Drahtgitter; Gitter; Gitterumzäunung; Gitterwerk; Gitterzaun; Umgitterung; Vergitterung
trellis work	Bauzaun; Bretterzaun; Einzäunung; Gatter; Holzwall; Umzäunung; Zaun	Drahtgitter; Gitter; Gitterumzäunung; Gitterwerk; Gitterzaun; Umgitterung; Vergitterung; vergitterung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fence		abgrenzen; abstecken; abzäunen; begrenzen; einhegen; einzäunen; fechten; festlegen; neppen; prellen; trassieren; umzäunen; übervorteilen