Duits
Uitgebreide vertaling voor Ausrufen (Duits) in het Engels
Ausrufen:
-
Ausrufen (Aufforderung; Aufruf)
Vertaal Matrix voor Ausrufen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
call | Aufforderung; Aufruf; Ausrufen | Anruf; Anrufen; Ansprechen; Lockpfeife; Lockruf; Lockton; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien; Telefoon; Tonsignal |
convocation | Aufforderung; Aufruf; Ausrufen | |
summons | Aufforderung; Aufruf; Ausrufen | Bekanntmachung; Bußgeld; Knöllchen; Ladung; Mahnung; Schreiben; schriftliche Aufforderung; schriftlicheAufforderung |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
call | anordnen; anreden; anrufen; ansprechen; aufrufen; befehlen; bekanntmachen; benennen; bestimmen; bimmeln; bumsen; diktieren; einberufen; ernennen; herbeirufen; hämmern; klingeln; kreischen; lautauf schreien; läuten; nennen; rufen; schellen; schreien; telefonieren; verordnen; vorschreiben; zusammenrufen; zuziehen |