Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Anzug

Vertaal Anzug van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Anzug:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Anzug (Duits) in het Engels

Anzug:

Anzug [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Anzug (Smoking; Kostüm)
    the suit; the costume; the tailor-made suit
  2. der Anzug (Anmarsch)
    the approach; the advance
    • approach [the ~] zelfstandig naamwoord
    • advance [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Anzug (Anmarsch)
    the coming; the on the way; the at hand
    • coming [the ~] zelfstandig naamwoord
    • on the way [the ~] zelfstandig naamwoord
    • at hand [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Anzug (Uniform; Kostüm; Kleid; Smoking)
    the uniform; the outfit; the costume; the garments; the dress; the clothing; the fancy-dress; the clothes
    • uniform [the ~] zelfstandig naamwoord
    • outfit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • costume [the ~] zelfstandig naamwoord
    • garments [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dress [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clothing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fancy-dress [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clothes [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Anzug:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
advance Anmarsch; Anzug Anmarsch; Annäherung; Aufmarsch; Avance; Darlehen; Marsch; Steigen; Vormarsch; Vorschuss der Staatskasse; Vorschuß
approach Anmarsch; Anzug Annaeherungsart; Annäherung; Avance; Bemühung; Entgegenkommen; Zufahrtsstraße
at hand Anmarsch; Anzug
clothes Anzug; Kleid; Kostüm; Smoking; Uniform Ausstaffierung; Ausstattung; Bekleidung; Kledage; Kleidchen; Kleider; Kleiderchen; Kleidung; Zeug
clothing Anzug; Kleid; Kostüm; Smoking; Uniform Ankleiden; Anlegen; Anziehen; Ausstaffierung; Ausstattung; Bekleidung; Kleider; Kleidung; Zeug
coming Anmarsch; Anzug Ankommen; Ankunft; Arrivieren; Eintreffen; Kommen
costume Anzug; Kleid; Kostüm; Smoking; Uniform Aufmachung; Bekleidung; Kleider; Kleidung; Kostüm; Schwangerschaften
dress Anzug; Kleid; Kostüm; Smoking; Uniform Aufmachung; Ausstaffierung; Ausstattung; Bekleidung; Kleid; Kleidchen; Kleider; Kleidung; Livree; Schwangerschaften; Zeug
fancy-dress Anzug; Kleid; Kostüm; Smoking; Uniform
garments Anzug; Kleid; Kostüm; Smoking; Uniform Ausstaffierung; Ausstattung; Bekleidung; Kleid; Kleider; Kleidung; Zeug
on the way Anmarsch; Anzug
outfit Anzug; Kleid; Kostüm; Smoking; Uniform Ausrüstung; Ausrüstungsgegenstände; Ausrüstungsstück; Ausschmückung; Ausstaffierung; Ausstattung; Ausstattungsstück; Bekleidung; Girlande; Kleider; Kleidung; Livree; Verzierung; Zeug; Zierde
suit Anzug; Kostüm; Smoking Sakkoanzug
tailor-made suit Anzug; Kostüm; Smoking
uniform Anzug; Kleid; Kostüm; Smoking; Uniform
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
advance annähern; aufmarschieren; aufrücken; auslegen; ausrücken; avancieren; befördern; befördert werden; begegnen; entgegengehen; entgegenkommen; früher ausführen als geplant; herankommen; verfrühen; vor sich her schieben; vorschieben; vorstrecken; vorverlegen; vorwärts gehen; vorziehen
approach anfliegen; annähern; begegnen; entgegengehen; entgegenkommen; heranfliegen; herankommen; näher kommen; sich nähern; zufliegen
dress ankleiden; anlegen; anziehen; aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; kleiden; sich anziehen; sich ausschmücken; sich kleiden; sichanziehen; verzieren; vollenden; zieren
suit anpassen an; einfügen; einpassen; erfreuen; gefallen; gelegen kommen; geschikt sein; konvenieren; passen; rundkommen; schmecken; stehen; taugen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
at hand bevorstehen
coming angehend; beabsichtigt; folgend; folgende; geplant; kommend; nachfolgeende; nachstehend; nächst; nächste; zukünftig; zustehend
uniform eben; egal; einander entsprechend; einander gleich; einförmig; einheitlich; flach; gleich; gleichartig; gleichförmig; gleichmässig; gleichwertig; homogen; identisch; platt; uniform
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
on the way unterwegs

Wiktionary: Anzug

Anzug
noun
  1. zweiteilige (Jacke und Hose) oder dreiteilige (Jacke, Hose und Weste) Bekleidung für Herren
  2. die Art und Weise, wie man sich anziehen, angezogen ist, die Art der Bekleidung
  3. der erste Zug bei Brettspielen, das erste auspielen, aufdecken, nehmen bei Kartenspielen
  4. das heranziehen, heranziehen, heranrücken
Anzug
noun
  1. one's dress or clothes
  2. suit of clothes
Cross Translation:
FromToVia
• Anzug → suit ↔ pak — kleding
• Anzug → suit ↔ costume — Habit d’homme
• Anzug → article of dress; garment; dress-coat; evening dress; tails; full dress ↔ habit — Tout ce qui est fait pour couvrir le corps, excepté le linge, la coiffure et la chaussure (Sens général)
• Anzug → clothing; dress; outfit; manner of dress; suit ↔ tenue — Manière d’être habillé







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0350 seconde
Page rendered in 1.0 seconds