Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Anwesenheit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anwesenheit (Duits) in het Engels

Anwesenheit:

Anwesenheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Anwesenheit (Beisein; Gegenwart)
    the presence; the in the presence of
  2. die Anwesenheit (Beisein)
    the presence
    • presence [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Anwesenheit (Anwesenheitsinformationen)
    the presence; the presence information
    – A collection of attributes that provide an indication of a person's status, activity, location, willingness to communicate, and contact information. 1

Vertaal Matrix voor Anwesenheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in the presence of Anwesenheit; Beisein; Gegenwart
presence Anwesenheit; Anwesenheitsinformationen; Beisein; Gegenwart
presence information Anwesenheit; Anwesenheitsinformationen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in the presence of in Gegenwart

Synoniemen voor "Anwesenheit":


Wiktionary: Anwesenheit

Anwesenheit
noun
  1. der Zustand des körperlichen und/oder geistigen Zugegen-Seins
Anwesenheit
noun
  1. the state of attending
  2. fact or condition of being present

Cross Translation:
FromToVia
Anwesenheit presence tegenwoordigheid — aanwezigheid
Anwesenheit attendance; presence présenceexistence d’une personne dans un lieu donner.